Job 29:7 | Toen ik uitging naar de poort door de stad, [toen] ik mijn stoel op de straat liet bereiden. |
Spreuken 8:3 | Aan de zijde der poorten, voor aan de stad, [aan] den ingang der deuren roept Zij overluid: |
Spreuken 9:3 | Zij heeft Haar dienstmaagden uitgezonden; Zij nodigt op de tinnen van de hoogten der stad: |
Spreuken 9:14 | En zij zit aan de deur van haar huis, op een stoel, [op] de hoge plaatsen der stad; |
Spreuken 11:11 | Door den zegen der oprechten wordt een stad verheven; maar door den mond der goddelozen wordt zij verbroken. |