Genesis 37:24 | En zij namen hem, en wierpen hem in den kuil; doch de kuil was ledig; er was geen water in. |
Genesis 41:27 | En die zeven ranke en lelijke koeien, die na gene opkwamen, zijn zeven jaren; en die zeven ranke van den oostenwind verzengde aren zullen zeven jaren des hongers wezen. |
Deuteronomium 32:47 | Want dat is geen vergeefs woord voor ulieden; maar het is uw leven; en door ditzelve woord zult gij de dagen verlengen op het land, waar gij over de Jordaan naar toe gaat, om dat te erven. |
Richteren 7:16 | En hij deelde de driehonderd man in drie hopen; en hij gaf een iegelijk een bazuin in zijn hand, en ledige kruiken, en fakkelen in het midden der kruiken. |
Richteren 9:4 | En zij gaven hem zeventig zilverlingen, uit het huis van Baal-berith; en Abimelech huurde daarmede ijdele en lichtvaardige mannen, die hem navolgden. |
Richteren 11:3 | Toen vlood Jeftha voor het aangezicht zijner broederen, en woonde in het land Tob; en ijdele mannen vergaderden zich tot Jeftha, en togen met hem uit. |
2 Samuel 6:20 | Als nu David wederkwam, om zijn huis te zegenen, ging Michal, Sauls dochter, uit, David tegemoet, en zeide: Hoe is heden de koning van Israël verheerlijkt, die zich heden voor de ogen van de dienstmaagden zijner dienstknechten heeft ontbloot, gelijk een van de ijdele lieden zich onbeschaamdelijk ontbloot? |
2 Koningen 4:3 | Toen zeide hij: Ga, eis voor u vaten van buiten, van al uw naburen ledige vaten; maak er niet weinig te hebben. |
2 Kronieken 13:7 | Daartoe hebben zich ijdele mannen, kinderen Belials, tot hem vergaderd, en hebben zich sterk gemaakt tegen Rehabeam, den zoon van Salomo, als Rehabeam jong was en teder van hart, dat hij zich tegen hen niet kon versterken. |
Nehemia 5:13 | Ook schudde ik mijn boezem uit, en zeide: Alzo schudde God uit allen man, die dit woord niet zal bevestigen, uit zijn huis en uit zijn arbeid, en hij zij alzo uitgeschud en ledig. En de ganse gemeente zeide: Amen! En zij prezen den HEERE. En het volk deed naar dit woord. |
Spreuken 12:11 | Die zijn land bouwt, zal van brood verzadigd worden; maar die ijdele [mensen] volgt, is verstandeloos. |
Spreuken 28:19 | Die zijn land bouwt, zal met brood verzadigd worden; maar die ijdele [mensen] volgt, zal met armoede verzadigd worden. |
Jesaja 29:8 | Het zal alzo zijn, gelijk wanneer een hongerige droomt, en ziet, hij eet; maar als hij ontwaakt, zo is zijn ziel ledig; of, gelijk als wanneer een dorstige droomt, en ziet, hij drinkt; maar als hij ontwaakt, ziet, zo is hij nog mat, en zijn ziel is begerig; alzo zal de menigte aller heidenen zijn, die tegen den berg Sion krijgen. |
Ezechiel 24:11 | Stel hem daarna ledig op zijn kolen, opdat hij heet worde, en zijn roest verbrande, en zijn onreinigheid in het midden van hem versmelte, zijn schuim verteerd worde. |