H7393 רֶכֶב
Strijdwagen, molensteen

Bijbelteksten

Jesaja 21:7En hij zag een wagen, een paar ruiters, een wagen [met] ezels, een wagen [met] kemels; en hij merkte zeer nauw op, met grote opmerking.
Jesaja 21:9En zie nu, daar komt een wagen mannen, [en] een paar ruiters! Toen antwoordde hij, en zeide: Babel is gevallen, zij is gevallen! en al de gesneden beelden harer goden heeft Hij verbroken tegen de aarde.
Jesaja 22:6Want Elam heeft den pijlkoker genomen, de man is op den wagen, er zijn ruiters; en Kir ontbloot het schild.
Jesaja 22:7En het zal geschieden, dat uw uitgelezen dalen vol wagenen zullen zijn, en dat de ruiters zich gewisselijk zullen zetten ter poorten aan.
Jesaja 31:1Wee dengenen, die in Egypte om hulp aftrekken, en steunen op paarden, en vertrouwen op wagenen, omdat er vele zijn, en op ruiters, omdat die zeer machtig zijn; en zien niet op den Heilige Israels, en zoeken den HEERE niet.
Jesaja 36:9Hoe zoudt gij dan het aangezicht van een enigen vorst, van de geringste knechten mijns heren, afkeren? Maar gij vertrouwt op Egypte, om de wagenen en om de ruiteren.
Jesaja 37:24Door middel uwer dienstknechten hebt gij den HEERE gehoond, en gezegd: Ik heb met de menigte mijner wagenen beklommen de hoogte der bergen, de zijden van Libanon; en ik zal zijn hoge cederbomen en zijn uitgelezen dennebomen afhouwen; en zal komen tot zijn uiterste hoogte, in het woud zijns schonen velds.
Jesaja 43:17Die wagenen en paarden, heir en macht voortbracht; te zamen zijn zij nedergelegen, zij zullen niet weder opstaan, zij zijn uitgeblust, gelijk een vlaswiek zijn zij uitgegaan.
Jesaja 66:20En zij zullen al uw broeders uit alle heidenen den HEERE [ten] spijsoffer brengen, op paarden, en op wagenen, en op rosbaren, en op muildieren, en op snelle lopers, naar Mijn heiligen berg toe, [naar] Jeruzalem, zegt de HEERE, gelijk als de kinderen Israels het spijsoffer in een rein vat brengen ten huize des HEEREN.
Jeremia 17:25Zo zullen door de poorten dezer stad ingaan koningen en vorsten, zittende op den troon van David, rijdende op wagenen en op paarden, zij en hun vorsten, de mannen van Juda en de inwoners van Jeruzalem; en deze stad zal bewoond worden in eeuwigheid.
Jeremia 22:4Want indien gijlieden deze zaak ernstiglijk zult doen, zo zullen door de poorten van dit huis koningen ingaan, zittende den David op zijn troon, rijdende op wagens en op paarden, hij, en zijn knechten, en zijn volk.
Jeremia 46:9Trekt op, gij paarden! en raast, gij wagens! en laat de helden uittrekken: de Moren, en de Puteers, die het schild handelen, en de Lydiers, die den boog handelen [en] spannen.
Jeremia 47:3Vanwege het geluid van het geklater der hoeven zijner sterke [paarden], vanwege het geraas zijner wagenen, [en] het bulderen zijner raderen; de vaders zien niet om naar de kinderen, vanwege de slappigheid der handen;
Jeremia 50:37Het zwaard zal zijn over zijn paarden en over zijn wagenen, en over den gansen gemengden hoop, die in het midden van hen is, dat zij tot wijven worden; het zwaard zal zijn over haar schatten, dat zij geplunderd worden.
Jeremia 51:21En door u zal Ik in stukken slaan het paard en zijn ruiter; en door u zal Ik in stukken slaan den wagen en zijn ruiter.
Ezechiel 23:24Die zullen tegen u komen [met] karren, wagenen en wielen, en met een vergadering van volken, rondassen, en schilden, en helmen; zij zullen zich rondom tegen u zetten; en Ik zal voor hun aangezicht het gericht stellen, en zij zullen u richten naar hun rechten.
Ezechiel 26:7Want alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal Nebukadrezar, den koning van Babel, den koning der koningen, van het noorden, tegen Tyrus brengen, met paarden en met wagenen, en met ruiteren, en [krijgs]vergaderingen, en veel volks.
Ezechiel 26:10Vanwege de menigte zijner paarden zal u derzelver stof bedekken; uw muren zullen beven vanwege het gedruis der ruiteren, en wielen, en wagenen, als hij door uw poorten zal intrekken, gelijk [door] de ingangen ener doorbrokene stad.
Ezechiel 39:20En gij zult verzadigd worden aan Mijn tafel van [rij]paarden en wagen[paarden], van helden en alle krijgslieden, spreekt de Heere HEERE.
Daniel 11:40En op den tijd van het einde, zal de koning van het Zuiden tegen hem met hoornen stoten; en de koning van het Noorden zal tegen hem aanstormen, met wagenen, en met ruiteren, en met vele schepen; en hij zal in de landen komen, en hij zal ze overstromen en doortrekken.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel