Ezra 3:6 | Van den eersten dag af der zevende maand begonnen zij den HEERE brandofferen te offeren; doch de grond van den tempel des HEEREN was niet gelegd. |
Ezra 7:8 | En hij kwam te Jeruzalem in de vijfde maand; dat was het zevende jaar dezes konings. |
Nehemia 8:1 | Als nu de zevende maand aankwam, en de kinderen Israels in hun steden waren, |
Nehemia 8:3 | En Ezra, de priester, bracht de wet voor de gemeente, beiden mannen en vrouwen, en allen, die verstandig waren om te horen, op den eersten dag der zevende maand. |
Nehemia 8:15 | En zij vonden in de wet geschreven, dat de HEERE door de hand van Mozes geboden had, dat de kinderen Israels in loofhutten zouden wonen, op het feest in de zevende maand; |
Nehemia 10:31 | Ook als de volken des lands waren en alle koren op den sabbatdag ten verkoop brengen, dat wij op den sabbat, of op een [anderen] heiligen dag van hen niet zouden nemen; en dat wij het zevende jaar zouden vrij laten, mitsgaders allerhande bezwaarnis. |
Esther 1:10 | Op den zevenden dag, toen des konings hart vrolijk was van den wijn, zeide hij tot Mehuman, Biztha, Charbona, Bigtha en Abagtha, Zethar en Charchas, de zeven kamerlingen, dienende voor het aangezicht van den koning Ahasveros, |
Jeremia 28:17 | Alzo stierf de profeet Hananja in datzelfde jaar, in de zevende maand. |
Jeremia 41:1 | Maar het geschiedde in de zevende maand, [dat] Ismael, de zoon van Nethanja, den zoon van Elisama, van koninklijken zade, en de oversten des konings, te weten tien mannen, met hem kwamen tot Gedalia, den zoon van Ahikam, te Mizpa; en zij aten aldaar brood te zamen, te Mizpa. |
Ezechiel 20:1 | En het geschiedde in het zevende jaar, in de vijfde [maand], op den tienden derzelver maand, dat er mannen uit de oudsten van Israel kwamen, om den HEERE te vragen; en zij zaten neder voor mijn aangezicht. |
Haggai 2:2 | In de zevende [maand], op den een en twintigsten der maand, geschiedde het woord des HEEREN door den dienst van den profeet Haggai, zeggende: |
Zacharia 7:5 | Spreek tot het ganse volk dezes lands, en tot de priesters, zeggende: Toen gij vasttet en rouwklaagdet, in de vijfde en in de zevende [maand], namelijk nu zeventig jaren, hebt gijlieden Mij, Mij enigszins gevast? |
Zacharia 8:19 | Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Het vasten der vierde, en het vasten der vijfde, en het vasten der zevende, en het vasten der tiende [maand], zal den huize van Juda tot vreugde, en tot blijdschap, en tot vrolijke hoogtijden wezen; hebt dan de waarheid en den vrede lief. |