2 Kronieken 2:2 | En Salomo telde zeventig duizend lastdragende mannen, en tachtig duizend mannen, die houwen zouden in het gebergte; mitsgaders drie duizend en zes honderd opzieners over dezelve. |
2 Kronieken 2:18 | En hij maakte uit dezelve zeventig duizend lastdragers, en tachtig duizend houwers in het gebergte, mitsgaders drie duizend en zeshonderd opzieners, om het volk te doen arbeiden. |
2 Kronieken 29:32 | En het getal der brandofferen, die de gemeente bracht, was zeventig runderen, honderd rammen, tweehonderd lammeren; deze alle den HEERE ten brandoffer. |
2 Kronieken 36:21 | Opdat het woord des HEEREN vervuld wierd, door den mond van Jeremia, totdat het land aan zijn sabbatten een welgevallen had; het rustte al de dagen der verwoesting, totdat de zeventig jaren vervuld waren. |
Ezra 2:3 | De kinderen van Paros, twee duizend honderd twee en zeventig. |
Ezra 2:4 | De kinderen van Sefatja, driehonderd twee en zeventig. |
Ezra 2:5 | De kinderen van Arach, zevenhonderd vijf en zeventig. |
Ezra 2:36 | De priesters. De kinderen van Jedaja, van het huis van Jesua, negenhonderd drie en zeventig. |
Ezra 2:40 | De Levieten. De kinderen van Jesua en Kadmiel, van de kinderen van Hodavja, vier en zeventig. |
Ezra 8:7 | En van de kinderen van Elam, Jesaja, de zoon van Athalja; en met hem zeventig manspersonen. |
Ezra 8:14 | En van de kinderen van Bigvai, Uthai en Zabbud; en met hen zeventig manspersonen. |
Ezra 8:35 | [En] de weggevoerden, die uit de gevangenis gekomen waren, offerden den God Israels brandofferen; twaalf varren voor gans Israel, zes en negentig rammen, zeven en zeventig lammeren, twaalf bokken ten zondoffer; alles ten brandoffer den HEERE. |
Nehemia 7:8 | De kinderen van Parhos waren twee duizend, honderd twee en zeventig; |
Nehemia 7:9 | De kinderen van Sefatja, driehonderd twee en zeventig; |
Nehemia 7:39 | De priesters: de kinderen van Jedaja, van het huis van Jesua, negenhonderd drie en zeventig; |
Nehemia 7:43 | De Levieten: de kinderen van Jesua, van Kadmiel, van de kinderen van Hodeva, vier en zeventig; |
Nehemia 11:19 | En de poortiers: Akkub, Talmon, met hun broederen, die wacht hielden in de poorten, waren honderd twee en zeventig. |
Esther 9:16 | De overige Joden nu, die in de landschappen des konings waren, vergaderden, opdat zij stonden voor hun leven, en rust hadden van hun vijanden, en zij doodden onder hun haters vijf en zeventig duizend; maar zij sloegen hun hand niet aan den roof. |
Psalm 90:10 | Aangaande de dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren, of, zo wij zeer sterk zijn, tachtig jaren; en het uitnemendste van die is moeite en verdriet; want het wordt snellijk afgesneden, en wij vliegen daarheen. |
Jesaja 23:15 | En het zal geschieden te dien dage, dat Tyrus zal vergeten worden zeventig jaren, gelijk eens konings dagen; [maar] ten einde van zeventig jaren zal in Tyrus als een hoerenlied zijn: |