H7665 שָׁבַר
break down, destroy, break in pieces, break, hurt,

Bijbelteksten

Deuteronomium 12:3En gij zult hun altaren afwerpen, en hun opgerichte beelden verbreken, en hun bossen met vuur verbranden, en de gesneden beelden hunner goden nederhouwen; en gij zult hun naam te niet doen uit diezelve plaats.
Richteren 7:20Alzo bliezen de drie hopen met de bazuinen, en braken de kruiken; en zij hielden met hun linkerhand de fakkelen, en met hun rechterhand de bazuinen om te blazen; en zij riepen: Het zwaard van den HEERE, en van Gideon!
1 Samuel 4:18En het geschiedde, als hij van de ark Gods vermeldde, zo viel hij achterwaarts van den stoel af, aan de zijde der poort, en brak den nek, en stierf; want de man was oud en zwaar; en hij richtte Israel veertig jaren.
1 Koningen 13:26Als de profeet, die hem van den weg had doen wederkeren, [dit] hoorde, zo zeide hij: Het is de man Gods, die den mond des HEEREN wederspannig is geweest; daarom heeft de HEERE hem den leeuw overgegeven die hem gebroken, en hem gedood heeft, naar het woord des HEEREN, dat Hij tot hem gesproken had.
1 Koningen 13:28Toen toog hij heen, en vond zijn dood lichaam geworpen op den weg, en den ezel, en den leeuw, staande bij het dode lichaam; de leeuw had het dode lichaam niet gegeten, en den ezel niet gebroken.
1 Koningen 19:11En Hij zeide: Ga uit, en sta op dezen berg, voor het aangezicht des HEEREN. En ziet, de HEERE ging voorbij, en een grote en sterke wind, scheurende de bergen, en brekende de steenrotsen, voor den HEERE henen; [doch] de HEERE was in den wind niet; en na dezen wind een aardbeving; de HEERE was [ook] in de aardbeving niet;
1 Koningen 22:49[En] Josafat maakte schepen van Tharsis, om naar Ofir te gaan om goud; maar zij gingen niet, want de schepen werden gebroken te Ezeon-geber.
2 Koningen 11:18Daarna ging al het volk des lands in het huis van Baal, en braken dat af; zijn altaren en zijn beelden verbraken zij recht wel; en Mattan, den priester van Baal, sloegen zij dood voor de altaren. De priester nu bestelde de ambten in het huis des HEEREN.
2 Koningen 18:4Hij nam de hoogten weg, en brak de opgerichte beelden, en roeide de bossen uit; en hij verbrijzelde de koperen slang, die Mozes gemaakt had, omdat de kinderen Israels tot die dagen toe haar gerookt hadden; en hij noemde haar Nehustan.
2 Koningen 23:14Insgelijks brak hij de opgerichte beelden, en roeide de bossen uit; en hij vervulde hun plaats met mensenbeenderen.
2 Koningen 25:13Verder braken de Chaldeen de koperen pilaren, die in het huis des HEEREN waren, en de stellingen, en de koperen zee, die in het huis des HEEREN was; en zij voerden het koper daarvan naar Babel.
2 Kronieken 14:3Want hij nam de altaren der vreemden, en de hoogten weg, en brak de opgerichte beelden, en hieuw de bossen af.
2 Kronieken 14:13Asa nu en het volk, dat met hem was, jaagden hen na tot Gerar toe; en [zo velen] vielen er van de Moren, dat er voor hen geen hervatting was; want zij waren verbroken voor den HEERE en voor Zijn leger; en zij droegen zeer veel roofs daarvan.
2 Kronieken 20:37Maar Eliezer, de zoon van Dodava, van Maresa, profeteerde tegen Josafat, zeggende: Omdat gij u met Ahazia vergezelschapt hebt, heeft de HEERE uw werken verscheurd. Alzo werden de schepen verbroken, dat zij niet konden naar Tharsis gaan.
2 Kronieken 23:17Daarna ging al het volk in het huis van Baal, en braken dat af; en zijn altaren en zijn beelden verbraken zij, en Matthan, den priester van Baal, sloegen zij dood voor de altaren.
2 Kronieken 31:1Als zij nu dit alles voleind hadden, togen alle Israelieten, die er gevonden werden, uit, tot de steden van Juda, en braken de opgerichte beelden, en hieuwen de bossen af, en wierpen de hoogten en de altaren af, uit gans Juda en Benjamin, ook in Efraim en Manasse, totdat zij alles te niet gemaakt hadden; daarna keerden al de kinderen Israels weder, een ieder tot zijn bezitting in hun steden.
2 Kronieken 34:4En men brak voor zijn aangezicht af de altaren der Baals; en de zonnebeelden, die omhoog boven dezelve waren, hieuw hij af; de bossen ook, en de gesneden en gegoten beelden verbrak, en vergruisde, en strooide hij op de graven dergenen, die hun geofferd hadden.
Job 24:20De baarmoeder vergeet hem, het gewormte is hem zoet, zijns wordt niet meer gedacht; en het onrecht wordt gebroken als een hout.
Job 29:17En ik verbrak de baktanden des verkeerden, en wierp den roof uit zijn tanden.
Job 31:22Mijn schouder valle van het schouderbeen, en mijn arm breke van zijn pijp af!

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken