H7667 שֶׁבֶר
breuk, wond, ramp, vernietiging, ondergang, schrik
Jeremia 6:1 | Vlucht met hopen, gij kinderen van Benjamin! uit het midden van Jeruzalem, en blaast de bazuin te Thekoa, en heft een vuurteken op te Beth-cherem; want er kijkt een kwaad uit van het noorden, en een grote breuk. |
Jeremia 6:14 | En zij genezen de breuk van de dochter Mijns volks op het lichtste, zeggende: Vrede, vrede! doch daar is geen vrede. |
Jeremia 8:11 | En zij genezen de breuk van de dochter Mijns volks op het lichtste, zeggende: Vrede, vrede! doch daar is geen vrede. |
Jeremia 8:21 | Ik ben gebroken vanwege de breuk der dochter mijns volks; ik ga in het zwart, ontzetting heeft mij aangegrepen. |
Jeremia 10:19 | O, wee mij over mijn breuk! mijn plage is smartelijk; en ik had gezegd: Dit is immers een krankheid, die ik wel dragen zal! |
Jeremia 14:17 | Daarom zult gij dit woord tot hen zeggen: Mijn ogen zullen van tranen nederdalen nacht en dag, en niet ophouden; want de jonkvrouw der dochter Mijns volks is gebroken [met] een grote breuk, een plage, die zeer smartelijk is. |
Jeremia 30:12 | Want zo zegt de HEERE: Uw breuk is dodelijk, uw plage is smartelijk. |
Jeremia 30:15 | Wat krijt gij over uw breuk, [dat] uw smart dodelijk is? Om de grootheid uwer ongerechtigheid, [omdat] uw zonden machtig veel zijn, heb Ik u deze dingen gedaan. |
Jeremia 48:3 | Er is een stem des gekrijts van Horonaim; verstoring en een grote breuk! |
Jeremia 48:5 | Want [in] den opgang van Luhith zal geween bij geween opgaan, want in den afgang van Horonaim hebben [Moabs] wederpartijders een jammergeschrei gehoord. |
Jeremia 50:22 | Er is een krijgsgeschrei in het land, en een grote breuk. |
Jeremia 51:54 | Er is een stem des gekrijts uit Babel, en een grote breuk uit het land der Chaldeen. |
Klaagliederen 2:11 | [Caph.] Mijn ogen zijn verteerd door tranen, mijn ingewand wordt beroerd; mijn lever is ter aarde uitgeschud, vanwege de breuk der dochter mijns volks; omdat het kind en de zuigeling op de straten der stad in onmacht zinken; |
Klaagliederen 2:13 | [Mem.] Wat getuigen zal ik u brengen, wat zal ik bij u vergelijken, gij dochter Jeruzalems? Wat zal ik bij u vergelijken, dat ik u trooste, gij jonkvrouw, dochter Sions, want uw breuk is [zo] groot als de zee, wie kan u helen? |
Klaagliederen 3:47 | [Pe.] De vreze en de kuil zijn over ons gekomen, de verwoesting en de verbreking. |
Klaagliederen 3:48 | [Pe. Met] waterbeken loopt mijn oog neder, vanwege de breuk der dochter mijns volks. |
Klaagliederen 4:10 | [Jod.] De handen der barmhartige vrouwen hebben haar kinderen gekookt; zij zijn haar tot spijze geworden in de verbreking der dochter mijns volks. |
Ezechiel 32:9 | Daartoe zal Ik het hart van vele volken verdrietig maken, als Ik uw verbreking onder de heidenen zal brengen in de landen, die gij niet gekend hebt. |
Amos 6:6 | Die wijn uit schalen drinken, en zich zalven met de voortreffelijkste olie, maar bekommeren zich niet over de verbreking van Jozef. |
Nahum 3:19 | Er is geen samentrekking voor uw breuk, uw plage is smartelijk; allen, die het gerucht van u horen, zullen de handen over u klappen; want over wien is uw boosheid niet geduriglijk gegaan? |