H7891 שִׁיר
singing men, singing women, singer, behold, sing
Psalm 98:1 | Een psalm. Zingt den HEERE een nieuw lied; want Hij heeft wonderen gedaan; Zijn rechterhand, en de arm Zijner heiligheid, heeft Hem heil gegeven. |
Psalm 101:1 | Een psalm van David. Ik zal van goedertierenheid en recht zingen; U zal ik psalmzingen, o HEERE! |
Psalm 104:33 | Ik zal den HEERE zingen in mijn leven; ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik nog ben. |
Psalm 105:2 | Zingt Hem, psalmzingt Hem, spreekt aandachtelijk van al Zijn wonderen. |
Psalm 106:12 | Toen geloofden zij aan Zijn woorden; zij zongen Zijn lof. |
Psalm 108:2 | O God! mijn hart is bereid; ik zal zingen en psalmzingen, ook mijn eer. |
Psalm 137:3 | Als zij, die ons aldaar gevangen hielden, de woorden eens lieds van ons begeerden, en zij, die ons overhoop geworpen hadden, vreugd, [zeggende:] Zingt ons [een] van de liederen Sions; |
Psalm 137:4 | [Wij zeiden:] Hoe zouden wij een lied des HEEREN zingen in een vreemd land? |
Psalm 138:5 | En zij zullen zingen van de wegen des HEEREN, want de heerlijkheid des HEEREN is groot. |
Psalm 144:9 | O God! ik zal U een nieuw lied zingen; met de luit [en] het tiensnarig instrument zal ik U psalmzingen. |
Psalm 149:1 | Hallelujah! Zingt den HEERE een nieuw lied; Zijn lof zij in de gemeente [Zijner] gunstgenoten. |
Spreuken 25:20 | Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, [en als] edik op salpeter. |
Prediker 2:8 | Ik vergaderde mij ook zilver en goud, en kleinoden der koningen en der landschappen; ik bestelde mij zangers en zangeressen, en wellustigheden der mensenkinderen, snarenspel, ja, allerlei snarenspel. |
Jesaja 5:1 | Nu zal ik mijn Beminde een lied mijns Liefsten zingen van Zijn wijngaard; Mijn Beminde heeft een wijngaard op een vetten heuvel. |
Jesaja 26:1 | Te dien dage zal dit lied gezongen worden in het land van Juda; Wij hebben een sterke stad, [God] stelt heil tot muren en voorschansen. |
Jesaja 42:10 | Zingt den HEERE een nieuw lied, Zijn lof van het einde der aarde; gij, die ter zee vaart, en al wat daarin is, gij eilanden en hun inwoners. |
Jeremia 20:13 | Zingt den HEERE, prijst den HEERE; want Hij heeft de ziel des nooddruftigen uit de hand der boosdoeners verlost. |
Ezechiel 40:44 | En van buiten de binnenste poort waren de kameren der zangers, in het binnenste voorhof, dat aan de zijde van de noorderpoort was; en het voorste deel derzelve was den weg naar het zuiden; een was er aan de zijde van de oostpoort, ziende den weg naar het noorden. |
Sefanja 2:14 | En in het midden van haar zullen den kudden legeren, al het gedierte der volken; ook de roerdomp, ook de nachtuil zullen op haar granaatappelen vernachten; een stem zal in het venster zingen, verwoesting zal in den dorpel zijn, als Hij haar cederwerk zal ontbloot hebben. |