Nehemia 9:11 | En Gij hebt de zee voor hun aangezicht gekliefd, dat zij in het midden der zee op het droge zijn doorgegaan; en hun vervolgers hebt Gij in de diepten geworpen, als een steen in sterke wateren. |
Nehemia 9:26 | Maar zij zijn wederspannig geworden, en hebben tegen U gerebelleerd, en Uw wet achter hun rug geworpen, en Uw profeten gedood die tegen hen betuigden, om hen te doen wederkeren tot U; alzo hebben zij grote lasteren gedaan. |
Nehemia 13:8 | En het mishaagde mij zeer; zo wierp ik al het huisraad van Tobia buiten, uit de kamer. |
Job 15:33 | Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. |
Job 18:7 | De treden zijner macht zullen benauwd worden, en zijn raad zal hem nederwerpen. |
Job 27:22 | En [God] zal [dit] over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. |
Job 29:17 | En ik verbrak de baktanden des verkeerden, en wierp den roof uit zijn tanden. |
Psalm 2:3 | Laat ons hun banden verscheuren, en hun touwen van ons werpen. |
Psalm 22:11 | Op U ben ik geworpen van de baarmoeder af; van den buik mijner moeder aan zijt Gij mijn God. |
Psalm 50:17 | Dewijl gij de kastijding haat, en Mijn woorden achter u henenwerpt. |
Psalm 51:13 | Verwerp mij niet van Uw aangezicht, en neem Uw Heiligen Geest niet van mij. |
Psalm 55:23 | Werp uw zorg op den HEERE, en Hij zal u onderhouden; Hij zal in eeuwigheid niet toelaten, dat de rechtvaardige wankele. |
Psalm 60:10 | Moab is mijn waspot; op Edom zal ik mijn schoen werpen! juich over mij, o gij Palestina! |
Psalm 71:9 | Verwerp mij niet in den tijd des ouderdoms; verlaat mij niet, terwijl mijn kracht vergaat. |
Psalm 102:11 | Vanwege Uw verstoordheid en Uw groten toorn; want Gij hebt mij verheven, en mij [weder] nedergeworpen. |
Psalm 108:10 | Moab is mijn waspot; op Edom zal ik mijn schoen werpen; over Palestina zal ik juichen. |
Psalm 147:17 | Hij werpt Zijn ijs heen als stukken; wie zou bestaan voor Zijn koude? |
Prediker 3:5 | Een tijd om stenen weg te werpen, en een tijd om stenen te vergaderen; een tijd om te omhelzen, en een tijd om verre te zijn van omhelzen; |
Prediker 3:6 | Een tijd om te zoeken, en een tijd om verloren te laten gaan; een tijd om te bewaren, en een tijd om weg te werpen; |
Jesaja 2:20 | In dien dag zal de mens zijn zilveren afgoden, en zijn gouden afgoden, welke zij zich gemaakt hadden, om zich [daarvoor] neder te buigen, wegwerpen voor de mollen en de vledermuizen; |