H8057 שִׂמְחָה
mirth, rejoicing, gladness, rejoice, joy, misc
Psalm 51:10 | Doe mij vreugde en blijdschap horen; dat de beenderen zich verheugen, [die] Gij verbrijzeld hebt. |
Psalm 68:4 | Maar de rechtvaardigen zullen zich verblijden; zij zullen van vreugde opspringen voor Gods aangezicht, en van blijdschap vrolijk zijn. |
Psalm 97:11 | Het licht is voor den rechtvaardige gezaaid, en vrolijkheid voor de oprechten van hart. |
Psalm 100:2 | Dient den HEERE met blijdschap, komt voor Zijn aanschijn met vrolijk gezang. |
Psalm 106:5 | Opdat ik aanschouwe het goede Uwer uitverkorenen; opdat ik mij verblijde met de blijdschap Uws volks; opdat ik mij beroeme met Uw erfdeel. |
Psalm 137:3 | Als zij, die ons aldaar gevangen hielden, de woorden eens lieds van ons begeerden, en zij, die ons overhoop geworpen hadden, vreugd, [zeggende:] Zingt ons [een] van de liederen Sions; |
Psalm 137:6 | Mijn tong kleve aan mijn gehemelte, zo ik aan u niet gedenke, zo ik Jeruzalem niet verheffe boven het hoogste mijner blijdschap! |
Spreuken 10:28 | De hoop der rechtvaardigen is blijdschap; maar de verwachting der goddelozen zal vergaan. |
Spreuken 12:20 | Bedrog is in het hart dergenen, die kwaad smeden; maar degenen die vrede raden, hebben blijdschap. |
Spreuken 14:10 | Het hart kent zijn eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen. |
Spreuken 14:13 | Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid. |
Spreuken 15:21 | De dwaasheid is den verstandeloze blijdschap; maar een man van verstand zal recht wandelen. |
Spreuken 15:23 | Een man heeft blijdschap in het antwoord zijns monds; en hoe goed is een woord op zijn tijd! |
Spreuken 21:15 | Het is den rechtvaardige een blijdschap recht te doen; maar voor de werkers der ongerechtigheid is het verschrikking. |
Spreuken 21:17 | Die blijdschap liefheeft, die zal gebrek lijden; die wijn en olie liefheeft, zal niet rijk worden. |
Prediker 2:1 | Ik zeide in mijn hart: Nu, welaan, ik zal u beproeven door vreugde; derhalve zie het goede aan; maar zie, ook dat was ijdelheid. |
Prediker 2:2 | Tot het lachen zeide ik: Gij zijt onzinnig, en tot de vreugde: Wat maakt deze? |
Prediker 2:10 | En al wat mijn ogen begeerden, dat onttrok ik hun niet; ik wederhield mijn hart niet van enige blijdschap, maar mijn hart was verblijd vanwege al mijn arbeid; en dit was mijn deel van al mijn arbeid. |
Prediker 2:26 | Want Hij geeft wijsheid, en wetenschap, en vreugde den mens, die goed is voor Zijn aangezicht; maar den zondaar geeft Hij bezigheid om te verzamelen en te vergaderen, opdat hij het geve dien, die goed is voor Gods aangezicht. Dit is ook ijdelheid en kwelling des geestes. |
Prediker 5:19 | Want hij zal niet veel gedenken aan de dagen zijns levens, dewijl [hem] God hem verhoort in de blijdschap zijns harten. |