H8127 שֵׁן
crag, forefront, ivory, sharp, tand, tanden
Psalm 3:8 | Sta op, HEERE, verlos mij, mijn God; want Gij hebt al mijn vijanden op het kinnebakken geslagen; de tanden der goddelozen hebt Gij verbroken. |
Psalm 35:16 | Onder de huichelende spotachtige tafelbroeders knersten zij over mij met hun tanden. |
Psalm 37:12 | [Zain.] De goddeloze bedenkt listige aanslagen tegen den rechtvaardige, en hij knerst over hem met zijn tanden. |
Psalm 45:9 | Al Uw klederen zijn mirre, en aloe, [en] kassie; uit de elpenbenen paleizen, van waar zij U verblijden. |
Psalm 57:5 | Mijn ziel is in het midden der leeuwen, ik lig [onder] stokebranden, mensenkinderen, welker tanden spiesen en pijlen zijn, en hun tong een scherp zwaard. |
Psalm 58:7 | O God! verbreek hun tanden in hun mond; breek af de baktanden der jonge leeuwen, o HEERE! |
Psalm 112:10 | [Resch.] De goddeloze zal het zien, en hij zal zich vertoornen; [Schin.] hij zal met zijn tanden knersen en smelten. [Thau.] de wens der goddelozen zal vergaan. |
Psalm 124:6 | De HEERE zij geloofd, Die ons in hun tanden niet heeft overgegeven tot een roof. |
Spreuken 10:26 | Gelijk edik den tanden, en gelijk rook den ogen is zo is de luie dengenen die hem uitzenden. |
Spreuken 25:19 | Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is [als] een gebroken tand en verstuikte voet. |
Spreuken 30:14 | Een geslacht, welks tanden zwaarden, en welks baktanden messen zijn, om de ellendigen van de aarde en de nooddruftigen van onder de mensen te verteren. |
Hooglied 4:2 | Uw tanden zijn als een kudde [schapen], die geschoren zijn, die uit de wasstede opkomen; die al te zamen tweelingen voortbrengen, en geen onder hen is jongeloos. |
Hooglied 5:14 | Zijn handen zijn [als] gouden ringen, gevuld met turkoois; Zijn buik is als blinkend elpenbeen, overtogen met saffieren. |
Hooglied 6:6 | Uw tanden zijn als een kudde schapen, die uit de wasstede opkomen, die al te zamen tweelingen voortbrengen, en onder dezelve is geen jongeloos. |
Hooglied 7:4 | Uw hals is als een elpenbenen toren, uw ogen zijn [als] de vijvers te Hesbon, bij de poort van Bath-rabbim; uw neus is als de toren van Libanon, die tegen Damaskus ziet. |
Jeremia 31:29 | In die dagen zullen zij niet meer zeggen: De vaders hebben onrijpe druiven gegeten, en der kinderen tanden zijn stomp geworden. |
Jeremia 31:30 | Maar een iegelijk zal om zijn ongerechtigheid sterven; een ieder mens, die de onrijpe druiven eet, zijn tanden zullen stomp worden. |
Klaagliederen 2:16 | [Pe.] Al uw vijanden sperren hun mond op over u, zij fluiten en knersen met de tanden, zij zeggen: Wij hebben haar verslonden; dit is immers de dag, dien wij verwacht hebben, wij hebben [hem] gevonden, wij hebben [hem] gezien. |
Klaagliederen 3:16 | [Vau.] Hij heeft mijn tanden met zandsteentjes verbrijzeld, Hij heeft mij in de as nedergedrukt. |
Ezechiel 18:2 | Wat is ulieden, dat gij dit spreekwoord gebruikt van het land Israels, zeggende: De vaders hebben onrijpe druiven gegeten, en de tanden der kinderen zijn stomp geworden? |