H8145 שֵׁנִי
again, other, more, another, second, , time
1 Kronieken 12:9 | Ezer was het hoofd; Obadja de tweede; Eliab de derde; |
1 Kronieken 23:11 | En Jahath was het hoofd, en Zizza de tweede; maar Jeus en Beria hadden niet vele kinderen; daarom waren zij in het vaderlijke huis maar van een telling. |
1 Kronieken 23:19 | Aangaande de kinderen van Hebron: Jeria was het hoofd, Amarja de tweede, Jahaziel de derde, en Jekameam de vierde. |
1 Kronieken 23:20 | Aangaande de kinderen van Uzziel: Micha was het hoofd, en Jissia de tweede. |
1 Kronieken 24:7 | Het eerste lot nu ging uit voor Jojarib, het tweede voor Jedaja, |
1 Kronieken 24:23 | En van de kinderen van [Hebron] was Jeria de [eerste], Amarja de tweede, Jahaziel de derde, Jekameam de vierde. |
1 Kronieken 25:9 | Het eerste lot nu ging uit voor Asaf, [namelijk] voor Jozef. Het tweede voor Gedalja; hij en zijn broederen, en zijn zonen, waren twaalf. |
1 Kronieken 26:2 | Meselemja nu had kinderen; Zecharja was de eerstgeborene, Jediael de tweede, Zebadja de derde, Jathniel de vierde, |
1 Kronieken 26:4 | Obed-edom had ook kinderen: Semaja was de eerstgeborene, Jozabad de tweede, Joah de derde, en Sachar de vierde, en Nethaneel de vijfde. |
1 Kronieken 26:11 | Hilkia was de tweede, Tebalja de derde, Zecharja de vierde; al de kinderen en broederen van Hosa waren dertien. |
1 Kronieken 27:4 | En over de verdeling in de tweede maand was Dodai, de Ahohiet, en [over] zijn verdeling was Mikloth ook voorganger; in zijn verdeling waren er ook vier en twintig duizend. |
1 Kronieken 29:22 | En zij aten en dronken deszelven daags voor het aangezicht des HEEREN met grote vreugde; en zij maakten Salomo, den zoon van David, ten andere male koning, en zij zalfden [hem] den HEERE tot voorganger, en Zadok tot priester. |
2 Kronieken 3:2 | Hij begon nu te bouwen in de tweede maand, op den tweeden [dag], in het vierde jaar van zijn koninkrijk. |
2 Kronieken 27:5 | Hij krijgde ook tegen den koning der kinderen Ammons, en had de overhand over hen, zodat de kinderen Ammons in datzelfde jaar hem gaven honderd talenten zilvers, en tien duizend kor tarwe, en tien duizend gerst; dit brachten hem de kinderen Ammons wederom, ook in het tweede en in het derde jaar. |
2 Kronieken 30:2 | Want de koning had raad gehouden met zijn oversten en de ganse gemeente te Jeruzalem, om het pascha te houden, in de tweede maand. |
2 Kronieken 30:13 | En te Jeruzalem verzamelde zich veel volks, om het feest der ongezuurde [broden] te houden, in de tweede maand, een zeer grote gemeente. |
2 Kronieken 30:15 | Toen slachtten zij het pascha, op den veertienden der tweede maand; en de priesters en de Levieten waren beschaamd geworden, en hadden zich geheiligd, en hadden brandofferen gebracht in het huis des HEEREN. |
Ezra 3:8 | In het tweede jaar nu hunner aankomst ten huize Gods te Jeruzalem, in de tweede maand, begonnen Zerubbabel, de zoon van Sealthiel, en Jesua, de zoon van Jozadak, en de overige hunner broederen, de priesters en de Levieten, en allen, die uit de gevangenis te Jeruzalem gekomen waren; en zij stelden de Levieten, van twintig jaren oud en daarboven, om opzicht te nemen over het werk van des HEEREN huis. |
Nehemia 3:11 | De andere mate verbeterden Malchia, de zoon van Harim, en Hassub, de zoon van Pahath-moab; daartoe den Bakoventoren. |
Nehemia 3:19 | Aan zijn hand verbeterde Ezer, de zoon van Jesua, de overste van Mizpa, een andere maat; tegenover den opgang naar het wapenhuis, aan den hoek. |