Job 16:15 | Ik heb een zak over mijn huid genaaid; ik heb mijn hoorn in het stof gedaan. |
Psalm 30:12 | Gij hebt mij mijn weeklage veranderd in een rei; Gij hebt mijn zak ontbonden, en mij met blijdschap omgord; |
Psalm 35:13 | Mij aangaande daarentegen, als zij krank waren, was een zak mijn kleed; ik kwelde mijn ziel met vasten, en mijn gebed keerde weder in mijn boezem. |
Psalm 69:12 | En ik heb een zak tot mijn kleed aangedaan; maar ik ben hun tot een spreekwoord geworden. |
Jesaja 3:24 | En het zal geschieden, dat er voor specerij stank zal zijn, en lossigheid voor een gordel, en kaalheid in plaats van haarvlechten, en omgording eens zaks in plaats van een wijden rok, en verbranding in plaats van schoonheid. |
Jesaja 15:3 | Op hun wijken hebben zij zakken aangegord; op hun daken en op hun straten huilen zij altemaal, afgaande met geween. |
Jesaja 20:2 | Ter zelfder tijd sprak de HEERE, door den dienst van Jesaja, den zoon van Amoz, zeggende: Ga heen, en ontbind den zak van uw lendenen, en doe uw schoenen van uw voeten. En hij deed alzo, gaande naakt en barrevoets. |
Jesaja 22:12 | En te dien dage zal de Heere, de HEERE der heirscharen, roepen tot geween, en tot rouwklage, en tot kaalheid, en tot omgording des zaks. |
Jesaja 37:1 | En het geschiedde, als de koning Hizkia [dat] hoorde, zo scheurde hij zijn klederen, en bedekte zich met een zak, en ging in het huis des HEEREN. |
Jesaja 37:2 | Daarna zond hij Eljakim, den hofmeester, en Sebna, den schrijver, en de oudsten der priesteren, met zakken bedekt, tot Jesaja, den profeet, den zoon van Amoz; |
Jesaja 50:3 | Ik bekleed den hemel met zwartheid, en stel een zak [tot] zijn deksel. |
Jesaja 58:5 | Zou het zulk een vasten zijn, dat Ik verkiezen zou, dat de mens zijn ziel een dag kwelle, dat hij zijn hoofd kromme gelijk een bieze, en een zak en as onder [zich] spreide? Zoudt gij dat een vasten heten, en een dag den HEERE aangenaam? |
Jeremia 4:8 | Hierom, gordt zakken aan, bedrijft misbaar en huilt; want de hittigheid van des HEEREN toorn is niet van ons afgekeerd. |
Jeremia 6:26 | O dochter Mijns volks! gord een zak aan, en wentel u in de as, maak u rouw eens enigen [zoons], een zeer bitter misbaar; want de verstoorder zal ons snellijk overkomen. |
Jeremia 48:37 | Want alle hoofden zijn kaal, en alle baarden afgekort; op alle handen zijn insnijdingen, en op de lenden is een zak. |
Jeremia 49:3 | Huil, o Hesbon! want Ai is verstoord; krijt, gij dochteren van Rabba, gordt zakken aan, drijft misbaar, en loopt om bij de tuinen; want Malcham zal wandelen in gevangenis, zijn priesteren en zijn vorsten te zamen. |
Klaagliederen 2:10 | [Jod.] De oudsten der dochter Sions zitten op de aarde, zij zwijgen stil, zij werpen stof op hun hoofd, zij hebben zakken aangegord; de jonge dochters van Jeruzalem laten haar hoofd ter aarde hangen. |
Ezechiel 7:18 | Ook zullen zij zakken aangorden, gruwen zal ze bedekken, en over alle aangezichten zal schaamte wezen, en op al hun hoofden kaalheid. |
Ezechiel 27:31 | En zij zullen zich over u gans kaal maken, en zakken aangorden; en zullen over u wenen met bitterheid der ziel, [en] bittere rouwklage. |
Daniel 9:3 | En ik stelde mijn aangezicht tot God, den Heere, [om Hem] te zoeken [met] het gebed, en smekingen, met vasten, en zak, en as. |