Psalm 104:11 | Zij drenken al het gedierte des velds; de woudezels breken er hun dorst [mede]. |
Psalm 104:13 | Hij drenkt de bergen uit Zijn opperzalen; de aarde wordt verzadigd van de vrucht Uwer werken. |
Spreuken 25:21 | Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; |
Prediker 2:6 | Ik maakte mij vijvers van wateren, om daarmede te bewateren het woud, dat met bomen groende. |
Hooglied 8:2 | Ik zou U leiden, ik zou U brengen in mijner moeders huis, Gij zoudt mij leren; ik zou U van specerijwijn te drinken geven, en van het sap van mijn granaatappelen. |
Jesaja 27:3 | Ik, de HEERE, behoede dien, alle ogenblik zal Ik hem bevochtigen; opdat [de vijand] hem niet bezoeke, zal Ik hem bewaren nacht en dag. |
Jesaja 43:20 | Het gedierte des velds zal Mij eren, de draken en de jonge struisen; want Ik zal in de woestijn wateren geven, [en] rivieren in de wildernis, om Mijn volk, Mijn uitverkorenen drinken te geven. |
Jeremia 8:14 | Waarom blijven wij zitten? Verzamelt u, en laat ons ingaan in de vaste steden, en aldaar stilzwijgen; immers heeft ons de HEERE, onze God, doen stilzwijgen, en ons met gallewater gedrenkt, omdat wij tegen den HEERE gezondigd hebben. |
Jeremia 9:15 | Daarom zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels, alzo: Ziet, Ik zal dit volk spijzen met alsem, en Ik zal hen drenken met gallewater; |
Jeremia 16:7 | Ook zal men hun niets uitdelen over den rouw, om iemand te troosten over een dode; noch hun te drinken geven uit den troostbeker, over iemands vader of over iemands moeder. |
Jeremia 23:15 | Daarom zegt de HEERE der heirscharen van deze profeten alzo: Ziet, Ik zal hen met alsem spijzigen, en met gallewater drenken; want van Jeruzalems profeten is de huichelarij uitgegaan in het ganse land. |
Jeremia 25:15 | Want alzo heeft de HEERE, de God Israels, tot mij gezegd: Neem dezen beker des wijns der grimmigheid van Mijn hand, en geef dien te drinken al den volken, tot welke Ik u zende; |
Jeremia 25:17 | En ik nam den beker van des HEEREN hand, en ik gaf te drinken al den volken, tot welke de HEERE mij gezonden had; |
Jeremia 35:2 | Ga henen tot der Rechabieten huis, en spreek met hen, en breng hen in des HEEREN huis, in een der kameren, en geef hun wijn te drinken. |
Ezechiel 17:7 | Nog was er een grote arend, groot van vleugelen en overvloedig van vederen; en ziet, deze wijnstok voegde zijn wortelen naar denzelven toe, en wierp zijn takken tot hem uit, opdat hij hem bevochtigen zou naar de bedden zijner planting toe. |
Ezechiel 32:6 | En Ik zal het land, waarin gij zwemt, van uw bloed drenken tot aan de bergen; en de stromen zullen van u vervuld worden. |
Joel 3:18 | En het zal te dien dage geschieden dat de bergen van zoeten wijn zullen druipen, en de heuvelen van melk vlieten, en alle stromen van Juda [vol] van water gaan; en er zal een fontein uit het huis des HEEREN uitgaan, en zal het dal van Sittim bewateren. |
Amos 2:12 | Maar gijlieden hebt aan de Nazireen wijn te drinken gegeven, en gij hebt den profeten geboden zeggende: Gij zult niet profeteren. |
Habakuk 2:15 | Wee dien, die zijn naaste te drinken geeft, gij, die uw wijnfles daarbij voegt, en ook dronken maakt, opdat gij hun naaktheden aanschouwt. |