H8269 שַׂר
governor, ruler, prince, chief, , keeper, captain

Bijbelteksten

2 Koningen 24:14En hij voerde gans Jeruzalem weg, mitsgaders al de vorsten, en alle strijdbare helden, tien duizend gevangenen, en alle timmerlieden en smeden; niemand werd overgelaten, dan het arme volk des lands.
2 Koningen 25:19En uit de stad nam hij een hoveling, die over de krijgslieden gesteld was, en vijf mannen uit degenen, die des konings aangezicht zagen, die in de stad gevonden werden, mitsgaders den oversten schrijver des heirs, die het volk des lands ten oorlog opschreef, en zestig mannen van het volk des lands, die in de stad gevonden werden.
2 Koningen 25:23Toen nu al de oversten der heiren, zij en hun mannen, hoorden, dat de koning van Babel Gedalia tot overste gesteld had, kwamen zij tot Gedalia naar Mizpa; namelijk, Ismael, de zoon van Nethanja, en Johanan, de zoon van Kareah, en Seraja, de zoon van Tanhumeth, de Netofathiet, en Jaazanja, de zoon van den Maachathiet, zij en hun mannen.
2 Koningen 25:26Toen maakte zich al het volk op, van de minste tot den meeste, en de oversten der heiren, en kwamen in Egypte; want zij vreesden voor de Chaldeen.
1 Kronieken 11:6Want David zeide: Al wie de Jebusieten het eerst slaat, zal tot een hoofd, en tot een overste worden. Toen beklom Joab, de zoon van Zeruja, dien het eerst; daarom werd hij tot een hoofd.
1 Kronieken 11:21Uit die drie was hij geeerd boven de twee; daarom werd hij hun tot een overste; maar hij kwam tot aan de [eerste] drie niet.
1 Kronieken 12:21En dezen hielpen David mede tegen die benden; want alle dezen waren kloeke helden; en zij waren oversten in het heir.
1 Kronieken 12:28En Zadok was een jongeling, een kloek held; en uit zijns vaders huis waren twee en twintig oversten;
1 Kronieken 12:34En uit Nafthali, duizend oversten, en bij hen met rondas en spies, zeven en dertig duizend.
1 Kronieken 13:1En David hield raad met de oversten der duizenden en der honderden, [en] met alle vorsten.
1 Kronieken 15:5Van de kinderen van Kehath was Uriel overste, en van zijn broederen waren honderd en twintig.
1 Kronieken 15:6Van de kinderen van Merari was Asaja overste, en van zijn broederen waren tweehonderd en twintig.
1 Kronieken 15:7Van de kinderen van Gersom was Joel overste, en van zijn broederen waren honderd en dertig.
1 Kronieken 15:8Uit de kinderen van Elizafan was overste Semaja, en van zijn broederen waren tweehonderd.
1 Kronieken 15:9Uit de kinderen van Hebron was Eliel overste, en zijn broederen waren tachtig.
1 Kronieken 15:10Uit de kinderen van Uzziel was Amminadab overste, en zijn broederen waren honderd en twaalf.
1 Kronieken 15:16En David zeide tot de oversten der Levieten, dat zij hun broeders, de zangers, stellen zouden met muziekinstrumenten, met luiten, en harpen, en cimbalen, dat zij zich zouden doen horen, verheffende de stem met blijdschap.
1 Kronieken 15:22En Chenanja, de overste der Levieten, was over het opheffen; hij onderwees hen in het opheffen; want hij was verstandig.
1 Kronieken 15:25Het geschiedde nu, dat David en de oudsten van Israel, en de oversten der duizenden, henengingen, om de ark des verbonds des HEEREN op te halen, uit het huis van Obed-edom, met vreugde;
1 Kronieken 15:27David nu was gekleed met een mantel van fijn linnen; ook al de Levieten, die de ark droegen, en de zangers, en Chenanja, de overste van het opheffen der zangers; ook had David een lijfrok aan van linnen.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken