Genesis 5:15 | En Mahalal-el leefde vijf en zestig jaren, en hij gewon Jered. |
Genesis 5:18 | En Jered leefde honderd twee en zestig jaren, en hij gewon Henoch. |
Genesis 5:20 | Zo waren al de dagen van Jered negenhonderd twee en zestig jaren; en hij stierf. |
Genesis 5:21 | En Henoch leefde vijf en zestig jaren, en hij gewon Methusalach. |
Genesis 5:23 | Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijf en zestig jaren. |
Genesis 5:27 | Zo waren al de dagen van Methusalach negenhonderd negen en zestig jaren; en hij stierf. |
Genesis 25:26 | En daarna kwam zijn broeder uit, wiens hand Ezau's verzenen hield; daarom noemde men zijn naam Jakob. En Izak was zestig jaren oud, als hij hen gewon. |
Genesis 46:26 | Al de zielen, die met Jakob in Egypte kwamen, uit zijn heup gesproten, uitgenomen de vrouwen van de zonen van Jakob, waren allen zes en zestig zielen. |
Leviticus 12:5 | Maar indien zij een meisje gebaard zal hebben, zo zal zij twee weken onrein zijn, volgens haar afzondering; daarna zal zij zes en zestig dagen blijven in het bloed harer reiniging. |
Leviticus 27:3 | Als uw schatting eens mans zal zijn van twintig jaren oud, tot een, die zestig jaren oud is; dan zal uw schatting zijn van vijftig sikkelen zilvers, naar den sikkel des heiligdoms. |
Leviticus 27:7 | En is het van een, die zestig jaren oud is en daarboven, is het een man, zo zal uw schatting zijn vijftien sikkelen, en voor een vrouw tien sikkelen. |
Numeri 1:39 | Waren hun getelden van den stam van Dan twee en zestig duizend en zevenhonderd. |
Numeri 2:26 | Zijn heir nu, en zijn getelden waren twee en zestig duizend en zevenhonderd. |
Numeri 3:50 | Van de eerstgeborenen van de kinderen Israels nam hij dat geld, duizend driehonderd vijf en zestig [sikkelen], naar den sikkel des heiligdoms. |
Numeri 7:88 | En al de runderen ten dankoffer waren vier en twintig varren, de rammen zestig, de bokken zestig, de eenjarige lammeren zestig. Dit is de inwijding des altaars, nadat hetzelve gezalfd was. |
Numeri 26:25 | Dat zijn de geslachten van Issaschar, naar hun getelden: vier en zestig duizend en driehonderd. |
Numeri 26:27 | Dat zijn de geslachten der Zebulonieten, naar hun getelden: zestig duizend en vijfhonderd. |
Numeri 26:43 | Al de geslachten der Suhamieten, naar hun getelden, waren vier en zestig duizend en vierhonderd. |
Numeri 31:34 | En een en zestig duizend ezelen; |
Numeri 31:39 | En de ezelen waren dertig duizend en vijfhonderd, en hun schatting voor den HEERE was een en zestig. |