Job 2:3 | En de HEERE zeide tot den satan: Hebt gij [ook] acht geslagen op Mijn knecht Job? Want niemand is op de aarde gelijk hij, een man, oprecht en vroom, godvrezende en wijkende van het kwaad; en hij houdt nog vast aan zijn oprechtigheid, hoewel gij Mij tegen hem opgehitst hebt, om hem te verslinden zonder oorzaak. |
Job 2:9 | Toen zeide zijn huisvrouw tot hem: Houdt gij nog vast aan uw oprechtigheid? Zegen God, en sterf. |
Job 27:5 | Het zij verre van mij, dat ik ulieden rechtvaardigen zou; totdat ik den geest zal gegeven hebben, zal ik mijn oprechtigheid van mij niet wegdoen. |
Job 31:6 | Hij wege mij op, in een rechte weegschaal, en God zal mijn oprechtigheid weten. |
Spreuken 11:3 | De oprechtheid der oprechten leidt hen; maar de verkeerdheid der trouwelozen verstoort hen. |