Psalm 51:5 | Want ik ken mijn overtredingen, en mijn zonde is steeds voor mij. |
Psalm 69:24 | Laat hun ogen duister worden, dat zij niet zien; en doe hun lenden gedurig waggelen. |
Psalm 70:5 | Laat in U vrolijk en verblijd zijn allen, die U zoeken; laat de liefhebbers Uws heils geduriglijk zeggen: God zij groot gemaakt! |
Psalm 71:3 | Wees mij tot een Rotssteen, om daarin te wonen, om geduriglijk daarin te gaan; Gij hebt bevel gegeven, om mij te verlossen, want Gij zijt mijn Steenrots en mijn Burg. |
Psalm 71:6 | Op U heb ik gesteund van den buik aan; van mijner moeders ingewand aan zijt Gij mijn Uithelper; mijn lof is geduriglijk van U. |
Psalm 71:14 | Doch ik zal geduriglijk hopen, en zal al Uw lof nog groter maken. |
Psalm 72:15 | En hij zal leven; en men zal hem geven van het goud van Scheba, en men zal geduriglijk voor hem bidden; den gansen dag zal men hem zegenen. |
Psalm 73:23 | Ik zal dan geduriglijk bij U zijn; Gij hebt mijn rechterhand gevat; |
Psalm 74:23 | Vergeet niet het geroep Uwer wederpartijders; het getier dergenen, die tegen U opstaan, klimt geduriglijk op. |
Psalm 105:4 | Vraagt naar den HEERE en Zijn sterkte; zoekt Zijn aangezicht geduriglijk. |
Psalm 109:15 | Dat zij gedurig voor den HEERE zijn; en Hij roeie hun gedachtenis uit van de aarde. |
Psalm 109:19 | Die zij hem als een kleed, [waarmede] hij zich bedekt, en tot een gordel, waarmede hij zich steeds omgordt. |
Psalm 119:44 | Zo zal ik Uw wet steeds onderhouden, eeuwiglijk en altoos. |
Psalm 119:109 | Mijn ziel is geduriglijk in mijn hand; nochtans vergeet ik Uw wet niet. |
Psalm 119:117 | Ondersteun mij, zo zal ik behouden zijn; dan zal ik mij steeds in Uw inzettingen vermaken. |
Spreuken 5:19 | Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. |
Spreuken 6:21 | Bind ze steeds aan uw hart, hecht ze aan uw hals. |
Spreuken 15:15 | Al de dagen des bedrukten zijn kwaad; maar een vrolijk hart is een gedurige maaltijd. |
Spreuken 28:14 | Welgelukzalig is de mens, die geduriglijk vreest; maar die zijn hart verhardt, zal in het kwaad vallen. |
Jesaja 21:8 | En hij riep: Een leeuw, Heere! ik sta op den wachttoren geduriglijk bij dag, en op mijn hoede zet ik mij ganse nachten. |