H8621 תְּקוֹעִי
Tekoite, Tekoah

Bijbelteksten

2 Samuel 14:4En de Thekoietische vrouw zeide tot den koning, als zij op haar aangezicht ter aarde was gevallen, en zich nedergebogen had, zo zeide zij: Behoud, o koning!
2 Samuel 14:9En de Thekoietische vrouw zeide tot den koning: Mijn heer koning, de ongerechtigheid zij op mij en op mijns vaders huis; de koning daarentegen, en zijn stoel, zij onschuldig.
2 Samuel 23:26Helez, de Paltiet; Ira, de zoon van Ikes, de Thekoiet;
1 Kronieken 11:28Ira, de zoon van Ikkes, de Thekoiet; Abiezer, de Anathothiet;
1 Kronieken 27:9De zesde, in de zesde maand, was Ira, de zoon van Ikkes, de Thekoiet; in zijn verdeling waren er ook vier en twintig duizend.
Nehemia 3:5Voorts aan hun hand verbeterden de Thekoieten; maar hun voortreffelijken brachten hun hals niet tot den dienst huns Heeren.
Nehemia 3:27Daarna verbeterden de Thekoieten een andere maat; tegenover den groten uitstekenden toren, en tot aan den muur van Ofel.

Mede mogelijk dankzij