Genesis 9:21 | En hij dronk van dien wijn, en werd dronken; en hij ontblootte zich in het midden zijner tent. |
Genesis 9:22 | En Cham, Kanaans vader, zag zijns vaders naaktheid, en hij gaf het zijn beiden broederen daar buiten te kennen. |
Genesis 9:23 | Toen namen Sem en Jafeth een kleed, en zij legden het op hun beider schouderen, en gingen achterwaarts, en bedekten de naaktheid huns vaders; en hun aangezichten waren achterwaarts [gekeerd], zodat zij de naaktheid huns vaders niet zagen. |
Genesis 9:24 | En Noach ontwaakte van zijn wijn; en hij merkte wat zijn kleinste zoon hem gedaan had. |
Genesis 9:25 | En hij zeide: Vervloekt zij Kanaan; een knecht der knechten zij hij zijn broederen! |
Genesis 9:26 | Voorts zeide hij: Gezegend zij de HEERE, de God van Sem; en Kanaan zij hem een knecht! |
Genesis 9:27 | God breide Jafeth uit, en hij wone in Sems tenten! en Kanaan zij hem een knecht! |
Genesis 9:28 | En Noach leefde na den vloed driehonderd en vijftig jaren. |
Genesis 9:29 | Zo waren al de dagen van Noach negenhonderd en vijftig jaren; en hij stierf. |
Genesis 10:1 | Dit nu zijn de geboorten van Noachs zonen: Sem, Cham, en Jafeth; en hun werden zonen geboren na den vloed. |
Genesis 10:2 | De zonen van Jafeth zijn: Gomer, en Magog, en Madai, en Javan, en Tubal, en Mesech, en Thiras. |
Genesis 10:3 | En de zonen van Gomer zijn: Askenaz, en Rifath, en Togarma. |
Genesis 10:4 | En de zonen van Javan zijn: Elisa, en Tarsis; de Chittieten en Dodanieten. |
Genesis 10:6 | En de zonen van Cham zijn: Cusch en Mitsraim, en Put, en Kanaan. |
Genesis 10:7 | En de zonen van Cusch zijn: Seba en Havila, en Sabta, en Raema, en Sabtecha. En de zonen van Raema zijn: Scheba en Dedan. |
Genesis 10:8 | En Cusch gewon Nimrod; deze begon geweldig te zijn op de aarde. |
Genesis 10:10 | En het beginsel zijns rijks was Babel, en Erech, en Accad, en Calne in het land Sinear. |
Genesis 10:11 | Uit ditzelve land is Assur uitgegaan, en heeft gebouwd Nineve, en Rehoboth, Ir, en Kalach. |
Genesis 10:12 | En Resen, tussen Nineve en tussen Kalach; deze is die grote stad. |
Genesis 10:13 | En Mitsraim gewon de Ludieten, en de Anamieten, en de Lehabieten, en de Naftuchieten, |