H9006 ו
vav

Bijbelteksten

Habakuk 1:8Want zijn paarden zijn lichter dan de luipaarden, en zij zijn scherper dan de avondwolven, en zijn ruiters verspreiden zich; ja, zijn ruiters zullen van verre komen, zij zullen vliegen als een arend, zich spoedende om te eten.
Habakuk 1:9Het zal geheellijk tot geweld komen, wat zij inslorpen zullen met hun aangezichten, [zullen zij brengen] naar het oosten; en het zal de gevangenen verzamelen als zand.
Habakuk 1:10En hij zal de koningen beschimpen, en de prinsen zullen hem een belaching zijn; hij zal alle vesting belachen; want hij zal stof vergaderen, en hij zal ze innemen.
Habakuk 1:11Dan zal hij den geest veranderen, en hij zal doortrekken, en zich schuldig maken, [houdende] deze zijn kracht voor zijn God.
Habakuk 1:12Zijt Gij niet van ouds af de HEERE, mijn God, mijn Heilige? Wij zullen niet sterven; o HEERE! tot een oordeel hebt Gij hem gesteld, en o Rots! om te straffen, hebt Gij hem gegrondvest.
Habakuk 1:13Gij zijt te rein van ogen, dan dat Gij het kwade zoudt zien, en de kwelling kunt Gij niet aanschouwen; waarom zoudt Gij aanschouwen die trouwelooslijk handelen? [Waarom] zoudt Gij zwijgen, als de goddeloze dien verslindt, die rechtvaardiger is dan hij?
Habakuk 1:14En [waarom] zoudt Gij de mensen maken, als de vissen der zee, als het kruipende gedierte, dat geen heerser heeft?
Habakuk 1:15Hij trekt ze allen met den angel op, hij vergadert ze in zijn garen, en hij verzamelt ze in zijn net; daarom verblijdt en verheugt hij zich.
Habakuk 1:16Daarom offert hij aan zijn garen, en rookt aan zijn net; want door dezelve is zijn deel vet geworden, en zijn spijze smoutig.
Habakuk 1:17Zal hij dan daarom [altoos] zijn garen ledig maken, en zal hij niet verschonen, met altoos de volken te doden?
Habakuk 2:1Ik stond op mijn wacht, en ik stelde mij op de sterkte, en ik hield wacht om te zien, wat Hij in mij spreken zou, en wat ik antwoorden zou op mijn bestraffing.
Habakuk 2:2Toen antwoordde mij de HEERE, en zeide: Schrijf het gezicht, en stel het duidelijk op tafelen, opdat daarin leze die voorbijloopt.
Habakuk 2:3Want het gezicht zal nog tot een bestemden tijd zijn, dan zal Hij het op het einde voortbrengen, en niet liegen; zo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewisselijk komen, Hij zal niet achterblijven.
Habakuk 2:4Ziet, zijn ziel verheft zich, zij is niet recht in hem; maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven.
Habakuk 2:5En ook dewijl hij trouwelooslijk handelt bij den wijn, een trots man is, en in zijn woning niet blijft; die zijn ziel wijd opendoet als het graf, en gelijk de dood is, die niet zat wordt, en tot zich verzamelt al de heidenen, en vergadert tot zich alle volken.
Habakuk 2:6Zouden [dan] niet al dezelve van hem een spreekwoord opnemen, en een uitlegging der raadselen van hem? En men zal zeggen: Wee dien, die vermeerdert hetgeen het zijne niet is (hoe lange!), en dien, die op zich laadt dik slijk.
Habakuk 2:7Zullen niet onvoorziens opstaan, die u bijten zullen, en ontwaken, die u zullen bewegen, en zult gij hun niet tot plundering worden?
Habakuk 2:8Omdat gij vele heidenen beroofd hebt, zo zullen alle overgebleven volken u beroven; om het bloed der mensen, en het geweld aan het land, de stad, en alle inwoners derzelve.
Habakuk 2:10Gij hebt schaamte beraadslaagd voor uw huis; uitroeiende vele volken, zo hebt gij gezondigd [tegen] uw ziel.
Habakuk 2:11Want de steen uit den muur roept, en de balk uit het hout antwoordt dien.

Mede mogelijk dankzij