H4046_ מַגֵּפָה
plaag, afslachting
Taal: Hebreeuws

Statistieken

Komt 26x voor in 9 Bijbelboeken.

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.

Woordstudie

maggēpâ, zn. vrl., TWOT 1294b, van נָגַף H5062;


1) slachting, nederlaag (in een oorlog) (1 Sam. 4:17); 2) een plaag (gezonden door God) (Ex. 9:14); 2a) speciaal pestilentie en ziekten (Num. 14:37; 16:48, 49; 25:18; 1 Sam. 6:4; etc.); 2b) als plotselinge dood (Ezech. 24:16)



Brown-Driver-Briggs Abridged Hebrew Lexicon

מַגֵּפָה n.f. blow, slaughter, plague, pestilence

Strong Concise Dictionary Of The Words In The Hebrew Bible

H4046 מַגֵּפָה maggêphâh; from 5062; a pestilence; by analogy, defeat — (× be) plague(-d), slaughter, stroke.

Synoniemen en afgeleide woorden

Hebreeuws נָגַף H5062 "plague, smite, hurt, put to the worse, smitten down";

Literatuur


Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken