Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
maggēpâ, zn. vrl., TWOT 1294b, van נָגַף H5062;
1) slachting, nederlaag (in een oorlog) (1 Sam. 4:17); 2) een plaag (gezonden door God) (Ex. 9:14); 2a) speciaal pestilentie en ziekten (Num. 14:37; 16:48, 49; 25:18; 1 Sam. 6:4; etc.); 2b) als plotselinge dood (Ezech. 24:16)
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!