Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
1) "bed"; מִשְׁכָּב miškāb "bed" (Hoogl. 3:1) is de algemene term voor een huwelijksbed (HALOT 646 s.v. מִשְׁכָּב; BDB 1012 s.v. מִשְׁכָּב) in tegenstelling tot עֶרֶש ʿereš "bank" (Hoogl. 1:16). Verschillende keren heeft מִשְׁכָּב miškāb "bed" openlijke seksuele connotaties, bv. ter aanduiding van de plaats van copulatie (Gen. 49:4, Lev. 18:22; 20:13, Num. 31:17, 35; Richt. 21:11, 12; Spr. 7:17; Jes. 57:7-8). Het zelfstandig naamwoord wordt gebruikt in de uitdrukking מִשְׁכָּב דֹּדִים miškāb dōdîm "liefdes-bed", met ook hier voor de hand liggende seksuele connotaties (Ezech. 23:17); 2) slaapkamer;