Judith 3

Voor achtergrondinformatie zie het boek Judith.


1 En zij zonden gezanten tot hem met woorden van vrede, zeggende:

2 Ziet, wij zijn knechten des groten konings Nabuchodonosors, en liggen hier open voor u.

3 Doe met ons, gelijk het u behaagt.

4 Ziet, al onze landhuizen, en al onze plaatsen, en al onze korenvelden, en al ons klein en groot vee, en al de stallen onzer woningen liggen open voor u, doe daarmee gelijk het u behaagt.

5 Ziet, ook onze steden, en die daarin wonen, zijn uw knechten; kom en handel met hen, gelijk het goed is in uw ogen.

6 En die mannen zijn tot Holofernes gekomen, en hebben zulks geboodschapt naar deze woorden.

7 En hij met zijn heerkracht trok af naar de zeekant,

8 En bezette de vaste steden, en nam daaruit krijgsvolk aan tot zijn krijg, uitgelezen mannen.

9 En zij zelf, en het land dat rondom hen lag, ontvingen hem met kransen, reien en trommels.

10 En hij verstoorde al hun landpalen en hieuw hun bossen af.

11 En het was bij hem besloten, dat hij al de goden des lands zou vernielen,

12 Opdat alle volken, hem, Nabuchodonosor, alleen zouden dienen, en alle tongen, en al hun geslachten hem tot een god aanroepen.

13 En hij kwam in het gezicht van die van Esdrelon bij Dothea, welke ligt tegenover de grote engte van Judea.

14 En hij sloeg zijn leger tussen Gaba en Scythopolis, en hij was daar een ganse maand stil, opdat hij al de bagage zijns legers bijeenvergaderde.


Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs