Voor achtergrondinformatie zie het Boek van Baruch.
1 Jeruzalem, doe het kleed van uw treuren en van uw verdriet uit, en doe aan het versiersel, dat u door Gods heerlijkheid gegeven is in eeuwigheid.
2 Doe om de rok der gerechtigheid, die u door God gegeven is, en zet op uw hoofd de tulband der heerlijkheid van de eeuwige.
3 Want God zal uw heerlijkheid tonen al het volk, dat onder de hemel is.
4 Want uw naam zal door God in der eeuwigheid genoemd worden, namelijk vrede der gerechtigheid en heerlijkheid, lof der Godzaligheid.
5 Sta weder op Jeruzalem, en zet u op de hoogte, en zie rond om naar het oosten; en zie uw kinderen verzameld van de ondergang der zon tot de opgang, door het woord des heiligen, die zich verheugen dat God hunner weder gedacht heeft.
6 Want zij zijn van u uitgegaan, zij zijn te voet weggeleid door de vijanden; maar God brengt die weder tot u in, opgenomen in heerlijkheid als kinderen van het koninkrijk.
7 Want God heeft besloten, alle hoge bergen te vernederen, en de duinen aan de zee altijd durende; en alle dalen te vervullen in gelijkheid der aarde; opdat Israël zeker wandele in de heerlijkheid Gods.
8 En de bossen, en alle welriekende bomen, zullen Israël beschaduwen, door Gods bevel.
9 Want God zal Israël uitvoeren met vreugde door het licht zijner heerlijkheid, met barmhartigheid en gerechtigheid, die van hem komt.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!