Debora (richteres)

Bijbelteksten

Richteren 4:4Debora nu, een vrouw, die een profetesse was, de huisvrouw van Lappidoth, deze richtte te dier tijd Israel.
Richteren 4:5En zij woonde onder den palmboom van Debora, tussen Rama en tussen Beth-el, op het gebergte van Efraim; en de kinderen Israels gingen op tot haar ten gerichte.
Richteren 4:9En zij zeide: Ik zal zekerlijk met u trekken, behalve dat de eer de uwe niet zal zijn op dezen weg, dien gij wandelt; want de HEERE zal Sisera verkopen in de hand ener vrouw. Alzo maakte Debora zich op, en toog met Barak naar Kedes.
Richteren 4:10Toen riep Barak Zebulon en Nafthali bijeen te Kedes, en hij toog op, op zijn voeten, [met] tien duizend man; ook toog Debora met hem op.
Richteren 4:14Debora dan zeide tot Barak: Maak u op; want dit is de dag, in welken de HEERE Sisera in uw hand gegeven heeft; is de HEERE niet voor uw aangezicht henen uitgetogen? Zo trok Barak van den berg Thabor af, en tien duizend man achter hem.
Richteren 5:1Voorts zong Debora, en Barak, de zoon van Abinoam, ten zelven dage, zeggende:
Richteren 5:7De dorpen hielden op in Israel, zij hielden op; totdat ik, Debora, opstond, dat ik opstond, een moeder in Israel.
Richteren 5:12Waak op, waak op, Debora, waak op, waak op, spreek een lied! maak u op, Barak! en leid uw gevangenen gevangen, gij zoon van Abinoam.
Richteren 5:15Ook waren de vorsten in Issaschar met Debora; en [gelijk] Issaschar, alzo was Barak; op zijn voeten werd hij gezonden in het dal. In Rubens gedeelten waren de inbeeldingen des harten groot.

StudieboekenStudieboeken