Handelingen 23:14 | Dewelke gingen tot de overpriesters en de ouderlingen, en zeiden: Wij hebben ons zelven met vervloeking vervloekt, niets te zullen nuttigen, totdat wij Paulus zullen gedood hebben. |
Handelingen 23:16 | En als de zoon van Paulus' zuster deze lage gehoord had, kwam hij daar, en ging in de legerplaats, en boodschapte het Paulus. |
Handelingen 23:17 | En Paulus riep tot zich een van de hoofdmannen over honderd, en zeide: Leid dezen jongeling heen tot den overste; want hij heeft hem wat te boodschappen. |
Handelingen 23:18 | Deze dan nam hem en bracht [hem] tot den overste, en zeide: Paulus, de gevangene, heeft mij tot zich geroepen, en begeerd, dat ik dezen jongeling tot u zou brengen, die u wat heeft te zeggen. |
Handelingen 23:20 | En hij zeide: De Joden zijn overeengekomen, om van u te begeren, dat gij Paulus morgen in den raad zoudt afbrengen, alsof zij iets van hem nader zouden onderzoeken. |
Handelingen 23:24 | En laat ze [zadel]beesten bestellen, opdat zij Paulus daarop zetten, en behouden overbrengen tot den stadhouder Felix. |
Handelingen 23:31 | De krijgsknechten dan, gelijk hun bevolen was, namen Paulus, en brachten hem des nachts tot Antipatris. |
Handelingen 23:33 | Dewelken als zij te Cesarea gekomen waren, en den brief den stadhouder overgeleverd hadden, hebben zij ook Paulus voor hem gesteld. |
Handelingen 24:1 | En vijf dagen daarna kwam de hogepriester Ananias af met de ouderlingen, en een zekeren voorspraak, [genaamd] Tertullus, dewelke verschenen voor den stadhouder tegen Paulus. |
Handelingen 24:10 | Maar Paulus, als hem de stadhouder gewenkt had, dat hij zou spreken, antwoordde: Dewijl ik weet, dat gij nu vele jaren over dit volk rechter zijt geweest, zo verantwoord ik mijzelven met [des] te beteren moed. |
Handelingen 24:23 | En hij beval den hoofdman over honderd, dat Paulus zou bewaard worden, en verlichting hebben, en dat hij niemand van de zijnen zou beletten [hem] te dienen, of tot hem te komen. |
Handelingen 24:24 | En na sommige dagen, Felix, daar gekomen zijnde met Drusilla, zijn vrouw, die een Jodin was, ontbood Paulus, en hoorde hem van het geloof in Christus. |
Handelingen 24:26 | En tegelijk ook hopende, dat hem van Paulus geld gegeven zou worden, opdat hij hem losliet; waarom hij hem ook dikwijls ontbood, en sprak met hem. |
Handelingen 24:27 | Maar als twee jaren vervuld waren, kreeg Felix Porcius Festus in zijn plaats; en Felix, willende den Joden gunst bewijzen, liet Paulus gevangen. |
Handelingen 25:2 | En de hogepriester, en de voornaamsten der Joden, verschenen voor hem tegen Paulus en baden hem, |
Handelingen 25:4 | Doch Festus antwoordde, dat Paulus te Cesarea bewaard werd, en dat hij zelf haast [derwaarts] zou verreizen. |
Handelingen 25:6 | En als hij onder hen niet meer dan tien dagen doorgebracht had, kwam hij af naar Cesarea; en des anderen daags, op den rechterstoel gezeten zijnde, beval hij, dat Paulus zou [voor]gebracht worden. |
Handelingen 25:7 | En als hij daar gekomen was, stonden de Joden, die van Jeruzalem afgekomen waren, rondom [hem], vele en zware beschuldigingen tegen Paulus voortbrengende, die zij niet konden bewijzen; |
Handelingen 25:9 | Maar Festus, willende den Joden gunst bewijzen, antwoordde Paulus, en zeide: Wilt gij naar Jeruzalem opgaan, en aldaar voor mij over deze dingen geoordeeld worden? |
Handelingen 25:10 | En Paulus zeide: Ik sta voor den rechterstoel des keizers, waar ik geoordeeld moet worden; den Joden heb ik geen onrecht gedaan; gelijk gij ook zeer wel weet. |