1 Kronieken 11:39 | Zelek, de Ammoniet; Nahrai, de Berothiet, wapendrager van Joab, den zoon van Zeruja; |
1 Kronieken 18:12 | Ook sloeg Abisai, de zoon van Zeruja, de Edomieten in het Zoutdal, achttien duizend. |
1 Kronieken 18:15 | Joab nu, de zoon van Zeruja, was over het heir; en Josafat, de zoon van Ahilud, was kanselier; |
1 Kronieken 26:28 | Ook alles, wat Samuel, de ziener, geheiligd had, en Saul, de zoon van Kis, en Abner, de zoon van Ner, en Joab, de zoon van Zeruja; al wat [iemand] geheiligd had, was onder de hand van Selomith en zijn broederen. |
1 Kronieken 27:24 | Joab, de zoon van Zeruja, had begonnen te tellen, maar hij voleindde het niet, omdat er deshalve een grote toorn over Israel gekomen was; daarom is het getal niet opgebracht in de rekening der kronieken van den koning David. |