Kroon

Bijbelteksten

Spreuken 14:24Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid.
Spreuken 16:31De grijsheid is een sierlijke kroon; zij wordt op den weg der gerechtigheid gevonden.
Spreuken 17:6De kroon der ouden zijn de kindskinderen, en der kinderen sieraad zijn hun vaderen.
Spreuken 27:24Want de schat is niet tot in eeuwigheid; of zal de kroon van geslacht tot geslacht zijn?
Hooglied 3:11Gaat uit, en aanschouwt, gij, dochteren van Sion! den koning Salomo, met de kroon, waarmede Hem Zijn moeder kroonde op den dag Zijner bruiloft, en op den dag der vreugde Zijns harten.
Jesaja 28:1Wee de hovaardige kroon der dronkenen van Efraim, welker heerlijk sieraad is een afvallende bloem, die daar is op het hoofd der zeer vette vallei, der geslagenen van den wijn.
Jesaja 28:5Te dien dage zal de HEERE der heirscharen tot een heerlijke Kroon en tot een sierlijken Krans zijn den overgeblevenen Zijns volks.
Jesaja 61:10Ik ben zeer vrolijk in den HEERE, mijn ziel verheugt zich in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, den mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan; gelijk een bruidegom zich met priesterlijk sieraad versiert, en als een bruid zich versiert met haar gereedschap.
Jesaja 62:3En gij zult een sierlijke kroon zijn in de hand des HEEREN, en een koninklijke hoed in de hand uws Gods.
Jeremia 13:18Zeg tot den koning en tot de koningin: Vernedert u, zet u neder; want uw ganse hoofdsieraad, de kroon uwer heerlijkheid, is nedergedaald.
Klaagliederen 5:16De kroon onzes hoofds is afgevallen; o wee nu onzer, dat wij [zo] gezondigd hebben!
Ezechiel 16:12Desgelijks deed Ik een voorhoofdsiersel aan uw aangezicht, en oorringen aan uw oren, en een kroon der heerlijkheid op uw hoofd.
Ezechiel 21:26Alzo zegt de Heere HEERE: Doe dien hoed weg, en hef dien kroon af, deze zal dezelfde niet wezen; Ik zal verhogen dien, die nederig is, en vernederen dien, die hoog is.
Ezechiel 21:27Ik zal die [kroon] omgekeerd, omgekeerd, omgekeerd stellen; ja, zij zal niet zijn, totdat hij kome, die [daartoe] recht heeft, en [dien] Ik dat geven zal.
Ezechiel 23:42Als nu het geruis der menigte daarop stil was, zo [zonden zij] tot mannen uit de menigte der mensen, [en] daar werden wijnzuipers aangebracht uit de woestijn; die deden armringen aan haar handen, en een sierlijke kroon op haar hoofden.
Zacharia 6:11Te weten, neem zilver en goud, en maak kronen; en zet ze op het hoofd van Josua, den zoon van Jozadak, den hogepriester.
Zacharia 6:14En die kronen zullen wezen voor Chelem, en voor Tobia, en voor Jedaja, en voor Chen, den zoon van Zefanja, tot een gedachtenis in den tempel des HEEREN.
1 Corinthiers 9:25En een iegelijk, die [om prijs] strijdt, onthoudt zich in alles. Dezen dan [doen] wel [dit], opdat zij een verderfelijke kroon zouden ontvangen, maar wij een onverderfelijke.
1 Thessalonicensen 2:19Want welke is onze hoop, of blijdschap, of kroon des roems? Zijt gij die ook niet voor onzen Heere Jezus Christus in Zijn toekomst?
2 Timotheus 4:8Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in dien dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning liefgehad hebben.

TuinTuin