Ezra 9:5 | En omtrent het avondoffer stond ik op uit mijn bedruktheid, als ik nu mijn kleed en mijn mantel gescheurd had; en ik boog mij op mijn knieen, en breidde mijn handen uit tot den HEERE, mijn God. |
Esther 2:14 | Des avonds ging zij daarin, en des morgens ging zij weder naar het tweede huis der vrouwen, onder de hand van Saasgaz, den kamerling des konings, bewaarder der bijwijven, zij kwam niet weder tot den koning, ten ware de koning lust tot haar had, en zij bij name geroepen werd. |
Job 4:20 | Van den morgen tot den avond worden zij vermorzeld; zonder dat men er acht op slaat, vergaan zij in eeuwigheid. |
Job 7:4 | Als ik te slapen lig, dan zeg ik: Wanneer zal ik opstaan, en Hij den avond afgemeten hebben? En ik word zat van woelingen tot aan den schemertijd. |
Psalm 30:6 | Want een ogenblik is er in Zijn toorn, [maar] een leven in Zijn goedgunstigheid; des avonds vernacht het geween, maar des morgens is er gejuich. |
Psalm 55:18 | Des avonds, en des morgens, en des middags zal ik klagen en getier maken; en Hij zal mijn stem horen. |
Psalm 59:7 | Tegen den avond keren zij weder, zij tieren als een hond, en zij gaan rondom de stad. |
Psalm 59:15 | Laat hen dan tegen den avond wederkeren, laat hen tieren als een hond, en rondom de stad gaan; |
Psalm 65:9 | En die op de einden wonen, vrezen voor Uw tekenen; Gij doet de uitgangen des morgens en des avonds juichen. |
Psalm 90:6 | In den morgenstond bloeit het, en het verandert; des avonds wordt het afgesneden, en het verdort. |
Psalm 104:23 | De mens gaat [dan] uit tot zijn werk, en naar zijn arbeid tot den avond toe. |
Psalm 141:2 | Mijn gebed worde gesteld als reukwerk voor Uw aangezicht, de opheffing mijner handen [als] het avondoffer. |
Spreuken 7:9 | In de schemering, in den avond des daags, in den zwarten nacht en de donkerheid; |
Prediker 11:6 | Zaai uw zaad in den morgenstond, en trek uw hand des avonds niet af; want gij weet niet, wat recht wezen zal, of dit of dat, of dat die beide te zamen goed zijn zullen. |
Jesaja 17:14 | Ten tijde des avonds, ziet, zo is er verschrikking, eer het morgen is, is hij er niet meer. Dit is het deel dergenen, die ons beroven, en het lot dergenen, die ons plunderen. |
Jeremia 6:4 | Heiligt den krijg tegen haar, maakt u op, en laat ons optrekken op den middag; o, wee ons! want de dag heeft zich gewend, want de avondschaduwen neigen zich. |
Ezechiel 12:4 | Gij zult dan uw gereedschap bij dag voor hun ogen uitbrengen, als het gereedschap dergenen, die vertrekken; daarna zult gij in den avond uitgaan voor hun ogen, gelijk zij uitgaan, die vertrekken. |
Ezechiel 12:7 | En ik deed alzo, gelijk als mij bevolen was; ik bracht mijn gereedschap uit bij dag, als het gereedschap dergenen, die vertrekken; daarna in den avond doorgroef ik mij den wand met de hand; ik bracht het uit in donker, [en] ik droeg het op den schouder voor hun ogen. |
Ezechiel 24:18 | Dit sprak ik tot het volk in den morgenstond, en mijn huisvrouw stierf in den avond; en ik deed in den morgenstond, gelijk mij geboden was. |
Ezechiel 33:22 | Nu was de hand des HEEREN op mij geweest des avonds, eer die ontkomene kwam, en had mijn mond opengedaan, totdat hij des morgens tot mij kwam. Alzo werd mijn mond opengedaan, en ik was niet meer stom. |