Ruth 4:17 | En de naburinnen gaven hem een naam, zeggende: Aan Naomi is een zoon geboren; en zij noemden zijn naam Obed; deze is de vader van Isai, Davids vader. |
Ruth 4:22 | En Obed gewon Isai; en Isai gewon David. |
1 Samuel 16:1 | Toen zeide de HEERE tot Samuel: Hoe lang draagt gij leed om Saul, dien Ik toch verworpen heb, dat hij geen koning zij over Israel? Vul uw hoorn met olie, en ga heen; Ik zal u zenden tot Isai, den Bethlehemiet; want Ik heb Mij een koning onder zijn zonen uitgezien. |
1 Samuel 16:3 | En gij zult Isai ten offer nodigen, en Ik zal u te kennen geven, wat gij doen zult, en gij zult Mij zalven, dien Ik u zeggen zal. |
1 Samuel 16:5 | Hij dan zeide: [Met] vrede; ik ben gekomen om den HEERE offerande te doen; heiligt u, en komt met mij ten offer; en hij heiligde Isai en zijn zonen, en hij nodigde hen ten offer. |
1 Samuel 16:8 | Toen riep Isai Abinadab, en hij deed hem voorbij het aangezicht van Samuel gaan; doch hij zeide: Dezen heeft de HEERE ook niet verkoren. |
1 Samuel 16:9 | Daarna liet Isai Samma voorbijgaan; doch hij zeide: Dezen heeft de HEERE ook niet verkoren. |
1 Samuel 16:10 | Alzo liet Isai zijn zeven zonen voorbij het aangezicht van Samuel gaan; doch Samuel zeide tot Isai: De HEERE heeft dezen niet verkoren. |
1 Samuel 16:11 | Voorts zeide Samuel tot Isai: Zijn dit al de jongelingen? En hij zeide: De kleinste is nog overig, en zie, hij weidt de schapen. Samuel nu zeide tot Isai: Zend heen en laat hem halen; want wij zullen niet rondom aanzitten, totdat hij hier zal gekomen zijn. |
1 Samuel 16:18 | Toen antwoordde een van de jongelingen, en zeide: Zie, ik heb gezien een zoon van Isai, den Bethlehemiet, die spelen kan, en hij is een dapper held, en een krijgsman, en verstandig in zaken, en een schoon man, en de HEERE is met hem. |
1 Samuel 16:19 | Saul nu zond boden tot Isai, en zeide: Zend uw zoon David tot mij, die bij de schapen is. |
1 Samuel 16:20 | Toen nam Isai een ezel met brood, en een lederen zak met wijn, en een geitenbokje; en hij zond ze door de hand van zijn zoon David aan Saul. |
1 Samuel 16:22 | Daarna zond Saul tot Isai, om te zeggen: Laat toch David voor mijn aangezicht staan, want hij heeft genade in mijn ogen gevonden. |
1 Samuel 17:12 | David nu was de zoon van den Efrathischen man van Bethlehem-juda, wiens naam was Isai, en [die] acht zonen had, en in de dagen van Saul was hij een man, oud, afgaande onder de mannen. |
1 Samuel 17:13 | En de drie grootste zonen van Isai gingen heen; zij volgden Saul na in den krijg. De namen nu zijner drie zonen, die in den krijg gingen, waren: Eliab, de eerstgeborene, en zijn tweede Abinadab, en de derde Samma. |
1 Samuel 17:17 | En Isai zeide tot zijn zoon David: Neem toch voor uw broeders een efa van dit geroost koren, en deze tien broden, en breng ze ter loops in het leger tot uw broederen. |
1 Samuel 17:20 | Toen maakte zich David des morgens vroeg op, en hij liet de schapen bij den hoeder, en hij nam het op, en ging henen, gelijk als Isai hem bevolen had; en hij kwam aan den wagenburg, als het heir in slagorde uittoog, en men ten strijde riep. |
1 Samuel 17:58 | En Saul zeide tot hem: Wiens zoon zijt gij, jongeling? En David zeide: Ik ben een zoon van uw knecht Isai, den Bethlehemiet. |
1 Samuel 20:27 | Het geschiedde nu des anderen daags, den tweeden der nieuwe maan, als Davids plaats ledig gevonden werd, zo zeide Saul tot zijn zoon Jonathan: Waarom is de zoon van Isai noch gisteren noch heden tot de spijze gekomen? |
1 Samuel 20:30 | Toen ontstak de toorn van Saul tegen Jonathan, en hij zeide tot hem: Gij, zoon der verkeerde in wederspannigheid, weet ik het niet, dat gij den zoon van Isai verkoren hebt tot uw schande, en tot schande van de naaktheid uwer moeder? |