1 Koningen 10:22 | Want de koning had in zee schepen van Tharsis, met de schepen van Hiram; deze schepen van Tharsis kwamen in, eenmaal in drie jaren, brengende goud, en zilver, elpenbeen, en apen, en pauwen. |
2 Koningen 14:25 | Hij bracht ook weder de landpale van Israel van den ingang van Hamath, tot aan de zee van het vlakke veld; naar het woord des HEEREN, des Gods van Israel, dat Hij gesproken had door den dienst van Zijn knecht Jona, den zoon van Amitthai, den profeet, die van Gath-hefer was. |
2 Koningen 16:17 | En de koning Achaz sneed de lijsten der stellingen af, en nam die van boven het wasvat weg, en deed de zee af van de koperen runderen, die daaronder waren; en hij zette die op een stenen vloer. |
1 Kronieken 16:32 | Dat de zee bruise met haar volheid, dat het veld huppele van vreugde, met al wat daarin is. |
2 Kronieken 4:3 | Onder dezelve nu was de gelijkenis van runderen, rondom henen, die omsingelende, tien in een el, omringende de zee rondom; twee rijen dezer runderen waren in haar gieting gegoten. |
2 Kronieken 4:4 | Zij stond op twaalf runderen, drie ziende naar het noorden, en drie ziende naar het westen, en drie ziende naar het zuiden, en drie ziende naar het oosten; en de zee was boven op dezelve; en al hun achterdelen waren inwaarts. |
2 Kronieken 4:6 | En hij maakte tien wasvaten, en stelde vijf ter rechter- en vijf ter linkerhand, om daarin te wassen; wat ten brandoffer behoort, staken zij daarin; maar de zee was, opdat de priesters zich daarin zouden wassen. |
2 Kronieken 4:10 | De zee nu zette hij aan de rechterzijde, naar het oosten, tegenover het zuiden. |
Ezra 3:7 | Zo gaven zij geld aan de houwers en werkmeesters, ook spijs en drank, en olie, aan de Sidoniers en aan de Tyriers, om cederhout van den Libanon te brengen aan de zee naar Jafo, naar de vergunning van Kores, koning van Perzie, aan hen. |
Nehemia 9:11 | En Gij hebt de zee voor hun aangezicht gekliefd, dat zij in het midden der zee op het droge zijn doorgegaan; en hun vervolgers hebt Gij in de diepten geworpen, als een steen in sterke wateren. |
Job 12:8 | Of spreek tot de aarde, en zij zal het u leren; ook zullen het u de vissen der zee vertellen. |
Job 28:14 | De afgrond zegt: Zij is in mij niet; en de zee zegt: Zij is niet bij mij. |
Job 36:30 | Zie, Hij breidt over hem Zijn licht uit, en de wortelen der zee bedekt Hij. |
Job 38:8 | Of [wie] heeft de zee met deuren toegesloten, toen zij uitbrak, [en] uit de baarmoeder voortkwam? |
Job 41:22 | Hij doet de diepte zieden gelijk een pot; hij stelt de zee als een apothekerskokerij. |
Psalm 8:9 | Het gevogelte des hemels, en de vissen der zee; hetgeen de paden der zeeen doorwandelt. |
Psalm 18:16 | En de diepe kolken der wateren werden gezien, en de gronden der wereld werden ontdekt, van Uw schelden, o HEERE! van het geblaas des winds van Uw neus. |
Psalm 33:7 | Hij vergadert de wateren der zee als op een hoop; Hij stelt den afgronden schatkameren. |
Psalm 66:6 | Hij heeft de zee veranderd in het droge; zij zijn te voet doorgegaan door de rivier; daar hebben wij ons in Hem verblijd. |
Psalm 72:8 | En hij zal heersen van de zee tot aan de zee, en van de rivier tot aan de einden der aarde. |