Zorah

Bijbelteksten

Jozua 15:33In de laagte zijn: Esthaol, en Zora, en Asna,
Jozua 19:41En de landpale van hun erfdeel was: Zora, en Esthaol, en Ir-semes,
Richteren 13:2En er was een man van Zora, uit het geslacht van een Daniet, wiens naam was Manoach; en zijn huisvrouw was onvruchtbaar en baarde niet.
Richteren 13:25En de Geest des HEEREN begon hem bij wijlen te drijven in het leger van Dan, tussen Zora en tussen Esthaol.
Richteren 16:31Toen kwamen zijn broeders af, en het ganse huis zijns vaders, en namen hem op, en brachten [hem] opwaarts, en begroeven hem tussen Zora en tussen Esthaol, in het graf van zijn vader Manoach; hij nu had Israel gericht twintig jaren.
Richteren 18:2Zo zonden de kinderen van Dan uit hun geslacht vijf mannen uit hun einden, mannen, die strijdbaar waren, van Zora en van Esthaol, om het land te verspieden, en dat te doorzoeken; en zij zeiden tot hen: Gaat, doorzoekt het land. En zij kwamen aan het gebergte van Efraim, tot aan het huis van Micha, en vernachtten aldaar.
Richteren 18:8En zij kwamen tot hun broederen te Zora en te Esthaol, en hun broederen zeiden tot hen: Wat [zegt] gijlieden?
Richteren 18:11Toen reisden van daar uit het geslacht der Danieten, van Zora en van Esthaol, zeshonderd man, aangegord met krijgswapenen.
2 Kronieken 11:10En Zora, en Ajalon, en Hebron; dewelke in Juda en in Benjamin de vaste steden waren.
Nehemia 11:29En te En-rimmon, en te Zora, en te Jarmuth,

Livius Onderwijs