Psalm 78:36 | En zij vleiden Hem met hun mond, en logen Hem met hun tong. |
Psalm 101:7 | Wie bedrog pleegt, zal binnen mijn huis niet blijven; die leugenen spreekt, zal voor mijn ogen niet bevestigd worden. |
Psalm 119:69 | De hovaardigen hebben leugens tegen mij gestoffeerd; [doch] ik bewaar Uw bevelen van ganser harte. |
Psalm 119:78 | Laat de hovaardigen beschaamd worden, omdat zij mij met leugen nedergestoten hebben; [doch] ik betracht Uw geboden. |
Psalm 119:86 | Al Uw geboden zijn waarheid; zij vervolgen mij met leugen, help mij. |
Psalm 119:104 | Uit Uw bevelen krijg ik verstand, daarom haat ik alle leugenpaden. |
Psalm 119:118 | Gij vertreedt al degenen, die van Uw inzettingen afdwalen, want hun bedrog is leugen. |
Psalm 144:8 | Welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid. |
Psalm 144:11 | Ontzet mij en red mij van de hand der vreemden, welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid; |
Spreuken 6:19 | Een vals getuige, [die] leugenen blaast; en die tussen broederen krakelen inwerpt. |
Spreuken 14:5 | Een waarachtig getuige zal niet liegen; maar een vals getuige blaast leugens. |
Spreuken 14:25 | Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. |
Spreuken 17:7 | Een voortreffelijke lip past een dwaze niet, veelmin een prins een leugenachtige lip. |
Spreuken 19:5 | Een vals getuige zal niet onschuldig zijn; en die leugenen blaast, zal niet ontkomen. |
Spreuken 19:9 | Een vals getuige zal niet onschuldig zijn; en die leugenen blaast, zal vergaan. |
Spreuken 19:22 | De wens des mensen is zijn weldadigheid; maar de arme is beter dan een leugenachtig man. |
Spreuken 21:6 | Te arbeiden om schatten met een valse tong, is een voortgedrevene ijdelheid dergenen, die den dood zoeken. |
Spreuken 21:28 | Een leugenachtig getuige zal vergaan; en een man, die hoort, zal spreken tot overwinning. |
Spreuken 23:3 | Laat u niet gelusten zijner smakelijke spijzen, want het is een leugenachtig brood. |
Spreuken 30:6 | Doe niet tot Zijn woorden, opdat Hij u niet bestraffe, en gij leugenachtig bevonden wordt. |