Qere en Ketiv

Bijbelteksten

Ezechiel 23:43Toen zeide Ik van deze, die [van] overspelerijen verouderd was: Nu zullen zij hoereren de hoererijen dezer [hoer], en die [ook].
Ezechiel 24:2Mensenkind! schrijf u den naam van den dag op, even van dezen zelfden dag; de koning van Babel legt zich voor Jeruzalem, even op dezen zelfden dag.
Ezechiel 25:7Daarom, ziet, Ik zal Mijn hand tegen u uitstrekken, en u den heidenen ten buit geven, en zal u uit de volken uitroeien, en u uit de landen verdoen; Ik zal u verdelgen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben.
Ezechiel 25:9Daarom, ziet, Ik zal de zijde van Moab openen, van de steden af, van zijn steden, [die] van zijn grenzen af zijn, het sieraad des lands, Beth-jesimoth, Baal-meon, en tot Kiriathaim toe;
Ezechiel 27:3En zeg tot Tyrus, die daar woont aan de ingangen der zee, handelende met de volken in vele eilanden: Zo zegt de Heere HEERE: O Tyrus! gij zegt: Ik ben volmaakt in schoonheid.
Ezechiel 27:6Zij hebben uw riemen [uit] eiken van Basan gemaakt; uw berderen hebben zij gemaakt [uw] welbetreden elpenbeen, uit de eilanden der Chittieten.
Ezechiel 27:15De kinderen van Dedan waren uw kooplieden; vele eilanden waren de koophandel uwer hand; hoornen van elpenbeen en ebbenhout gaven zij u weder [tot] een verering.
Ezechiel 28:3Zie, gij zijt wijzer dan Daniel; zij hebben niets toegeslotens voor u verborgen.
Ezechiel 29:4Maar Ik zal haken in uw kaken doen, en den vis uwer rivieren aan uw schubben doen kleven; en Ik zal u uit het midden uwer rivieren optrekken, en al de vis uwer rivieren zal aan uw schubben kleven.
Ezechiel 29:7Als zij u bij uw hand grepen, zo werdt gij gebroken, en spleet hun alle zijden; en als zij op u leunden, zo werdt gij verbroken, en liet alle lenden op zichzelven staan.
Ezechiel 30:16En Ik zal een vuur in Egypte leggen; Sin zal zeer grote pijn hebben, en No zal gespleten worden, en Nof zal dagelijks zeer bang zijn.
Ezechiel 31:5Daarom werd zijn stam hoger dan alle bomen des velds; en zijn takjes werden menigvuldig, en zijn scheuten lang, vanwege de grote wateren, als hij uitschoot.
Ezechiel 32:31Farao zal henlieden zien, en zich troosten over zijn ganse menigte; de verslagenen van het zwaard van Farao en zijn ganse heir, spreekt de Heere HEERE.
Ezechiel 32:32Want Ik heb [ook] Mijn schrik gegeven in het land der levenden; dies zal hij gelegd worden in het midden der onbesnedenen bij de verslagenen van het zwaard, Farao en zijn ganse menigte, spreekt de Heere HEERE.
Ezechiel 33:13Als Ik tot den rechtvaardige zeg, dat hij zekerlijk leven zal, en hij op zijn gerechtigheid vertrouwt, en onrecht doet, zo zullen al zijn gerechtigheden niet gedacht worden, maar in zijn onrecht, dat hij doet, daarin zal hij sterven.
Ezechiel 33:16Al zijn zonden, die hij gezondigd heeft, zullen hem niet gedacht worden; hij heeft recht en gerechtigheid gedaan, hij zal zekerlijk leven.
Ezechiel 35:9[Tot] eeuwige verwoestingen zal Ik u stellen, en uw steden zullen niet bewoond worden; alzo zult gij weten, dat Ik de HEERE ben.
Ezechiel 35:12En gij zult weten, dat Ik, de HEERE, al uw lasteringen gehoord heb, die gij tegen de bergen Israëls gesproken hebt, zeggende: Zij zijn verwoest, zij zijn ons ter spijze gegeven.
Ezechiel 36:13Zo zegt de Heere HEERE: Omdat zij tot u zeggen: Gij zijt [een land], dat mensen opeet, en gij zijt [een land], dat uw volken berooft;
Ezechiel 36:14Daarom zult gij niet meer mensen opeten, en uw volken niet meer doen struikelen, spreekt de Heere HEERE.

Livius Onderwijs