Heup, Lenden

Bijbelteksten

Psalm 45:4Gord Uw zwaard aan de heup, o Held! Uw Majesteit en Uw heerlijkheid.
Psalm 66:11Gij hadt ons in het net gebracht; Gij hadt een engen band om onze lenden gelegd;
Psalm 69:24Laat hun ogen duister worden, dat zij niet zien; en doe hun lenden gedurig waggelen.
Spreuken 30:31Een windhond van goede lenden, of een bok; en een koning, die niet tegen te staan is.
Spreuken 31:17[Cheth.] Zij gordt haar lenden met kracht, en zij versterkt haar armen.
Hooglied 3:8Die altemaal zwaarden houden, geleerd ten oorlog, elk hebbende zijn zwaard aan zijn heup, vanwege den schrik des nachts.
Hooglied 7:1Hoe schoon zijn uw gangen in de schoenen, gij prinsendochter! de omdraaiingen uwer heupen zijn als kostelijke ketens, zijnde het werk van de handen eens kunstenaars.
Jesaja 5:27Geen moede, en geen struikelende zal onder hen wezen; niemand zal sluimeren noch slapen, noch de gordel zijner lendenen ontbonden worden, noch de schoenriem zijner schoenen afgescheurd worden.
Jesaja 11:5Want gerechtigheid zal de gordel Zijner lendenen zijn; ook zal de waarheid de gordel Zijner lendenen zijn.
Jesaja 20:2Ter zelfder tijd sprak de HEERE, door den dienst van Jesaja, den zoon van Amoz, zeggende: Ga heen, en ontbind den zak van uw lendenen, en doe uw schoenen van uw voeten. En hij deed alzo, gaande naakt en barrevoets.
Jesaja 21:3Daarom zijn mijn lendenen vol van grote krankheid, bange weeen hebben mij aangegrepen, gelijk de bange weeen van een, die baart; ik krom mij van horen, ik word ontsteld van het aanzien.
Jesaja 32:11Beeft, gij geruste [vrouwen;] weest beroerd, [dochters,] die zo zeker zijt; trekt u uit, en ontbloot u, en gordt [zakken] om uw lendenen.
Jesaja 45:1Alzo zegt de HEERE tot Zijn gezalfde, tot Cores, wiens rechterhand Ik vat, om de volken voor zijn aangezicht neder te werpen; en Ik zal de lendenen der koningen ontbinden, om voor zijn aangezicht de deuren te openen, en de poorten zullen niet gesloten worden:
Jeremia 1:17Gij dan, gord uw lendenen, en maakt u op, en spreek tot hen alles, wat Ik u gebieden zal; wees niet verslagen voor hun aangezicht, opdat Ik u voor hun aangezicht niet versla.
Jeremia 13:1Alzo heeft de HEERE tot mij gezegd: Ga henen, en koop u een linnen gordel, en doe dien aan uw lenden, maar breng hem niet in het water.
Jeremia 13:2En ik kocht een gordel naar het woord des HEEREN, en ik deed dien aan mijn lenden.
Jeremia 13:4Neem den gordel, dien gij gekocht hebt, die aan uw lenden is, en maak u op, [en] ga henen naar den Frath, en versteek dien aldaar in de klove ener steenrots.
Jeremia 13:11Want gelijk als een gordel kleeft aan de lenden eens mans, alzo heb Ik het ganse huis Israels en het ganse huis van Juda aan Mij doen kleven, spreekt de HEERE, om Mij te zijn tot een volk, en tot een naam, en tot lof, en tot heerlijkheid; maar zij hebben niet gehoord.
Jeremia 30:6Vraagt toch en ziet, of een manspersoon baart? Waarom zie Ik [dan] eens iegelijken mans handen op zijn lenden, als van een barende [vrouw], en alle aangezichten veranderd in bleekheid?
Jeremia 31:19Zekerlijk, nadat ik bekeerd ben, heb ik berouw gehad, en nadat ik mijzelven ben bekend gemaakt, heb ik op de heup geklopt, ik ben beschaamd, ja, ook schaamrood geworden, omdat ik de smaadheid mijner jeugd gedragen heb.

BoekenBoeken