Angst

Bijbelteksten

Numeri 22:3Zo vreesde Moab zeer voor het aangezicht dezes volks, want het was veel; en Moab was beangstigd voor het aangezicht van de kinderen Israels.
Deuteronomium 2:9Toen sprak de HEERE tot mij: Beangstig Moab niet, en meng u niet met hen in den strijd; want Ik zal u geen erfenis van hun land geven, dewijl Ik aan Lots kinderen Ar ter erfenis gegeven heb.
Deuteronomium 2:19En gij zult naderen tegenover de kinderen Ammons; beangstig die niet, en meng u met hen niet; want Ik zal u van het land der kinderen Ammons geen erfenis geven, dewijl Ik het aan Lots kinderen ter erfenis gegeven heb.
Deuteronomium 4:30Wanneer gij in angst zult zijn, en u al deze dingen zullen treffen; in het laatste der dagen, dan zult gij wederkeren tot den HEERE, uw God, en Zijn stem gehoorzaam zijn.
Deuteronomium 28:52En het zal u beangstigen in al uw poorten, totdat uw hoge en vaste muren nedervallen, op welke gij vertrouwdet in uw ganse land; ja, het zal u beangstigen in al uw poorten, in uw ganse land, dat u de HEERE, uw God, gegeven heeft.
1 Samuel 28:15En Samuel zeide tot Saul: Waarom hebt gij mij onrustig gemaakt, mij doende opkomen? Toen zeide Saul: Ik ben zeer beangstigd, want de Filistijnen krijgen tegen mij, en God is van mij geweken, en antwoordt mij niet meer, noch door den dienst der profeten, noch door dromen; daarom heb ik u geroepen, dat gij mij te kennen geeft, wat ik doen zal.
2 Kronieken 15:6Dat volk tegen volk, en stad tegen stad in stukken gestoten werden; want God had hen met allen angst verschrikt.
Job 15:24Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde.
Job 27:9Zal God zijn geroep horen, als benauwdheid over hem komt?
Job 36:16Alzo zou Hij ook u afgekeerd hebben van den mond des angstes [tot] de ruimte, onder dewelke geen benauwing zou geweest zijn; en het gerecht uwer tafel zou vol vettigheid geweest zijn.
Job 36:19Zou Hij uw rijkdom achten, [dat gij] niet in benauwdheid zoudt zijn; of enige versterkingen van kracht?
Job 38:23Dien Ik ophoude tot den tijd der benauwdheid, tot den dag des strijds en des oorlogs!
Psalm 10:1O HEERE! waarom staat Gij van verre? [waarom] verbergt Gij U in tijden van benauwdheid?
Psalm 20:2De HEERE verhore u in den dag der benauwdheid; de Naam van den God Jakobs zette u in een hoog vertrek.
Psalm 22:12Zo wees niet verre van mij, want benauwdheid is nabij; want er is geen helper.
Psalm 25:17[Tsade.] De benauwdheden mijns harten hebben zich wijd uitgestrekt; voer mij uit mijn noden.
Psalm 25:22O God! verlos Israel uit al zijn benauwdheden.
Psalm 31:8Ik zal mij verheugen en verblijden in Uw goedertierenheid, omdat Gij mijn ellende hebt aangezien, [en] mijn ziel in benauwdheden gekend;
Psalm 32:7Gij zijt mij een Verberging; Gij behoedt mij voor benauwdheid; Gij omringt mij met vrolijke gezangen van bevrijding. Sela.
Psalm 34:7[Zain.] Deze ellendige riep, en de HEERE hoorde; en Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden.

TuinTuin