Mina (geld, gewicht)

Bijbelteksten

1 Koningen 10:17Insgelijks driehonderd schilden van geslagen goud; drie pond gouds liet hij opwegen tot elk schild; en de koning legde ze in het huis des wouds van Libanon.
Ezra 2:69Zij gaven naar hun vermogen tot den schat des werks, aan goud, een en zestig duizend drachmen, en aan zilver, vijf duizend ponden, en honderd priesterrokken.
Nehemia 7:71En [anderen] van de hoofden der vaderen gaven tot den schat des werks, aan goud, twintig duizend drachmen, en aan zilver, twee duizend en tweehonderd ponden.
Nehemia 7:72En wat de overigen des volks gaven, was aan goud, twintig duizend drachmen, en aan zilver, twee duizend mijnen, en zeven en zestig priesterrokken.
Ezechiel 45:12En de sikkel zal zijn van twintig gera; twintig sikkelen, vijf en twintig sikkelen, en vijftien sikkelen, zal ulieden een pond zijn.
Lukas 19:13En geroepen hebbende zijn tien dienstknechten, gaf hij hun tien ponden, en zeide tot hen: Doet handeling, totdat ik kome.
Lukas 19:16En de eerste kwam, en zeide: Heer, uw pond heeft tien ponden daartoe gewonnen.
Lukas 19:18En de tweede kwam, en zeide: Heer, uw pond heeft vijf ponden gewonnen.
Lukas 19:20En een ander kwam, zeggende: Heer, zie [hier] uw pond, hetwelk ik in een zweetdoek weggelegd had;
Lukas 19:24En hij zeide tot degenen, die bij hem stonden: Neemt dat pond van hem weg, en geeft het dien, die de tien ponden heeft.
Lukas 19:25En zij zeiden tot hem: Heer, hij heeft tien ponden.