Eerstgeborene

Bijbelteksten

1 Samuel 14:49De zonen van Saul nu waren: Jonathan, en Isvi, en Malchi-sua; en de namen zijner twee dochteren waren [deze]: de naam der eerstgeborenen was Merab, en de naam der kleinste Michal.
1 Samuel 17:13En de drie grootste zonen van Isai gingen heen; zij volgden Saul na in den krijg. De namen nu zijner drie zonen, die in den krijg gingen, waren: Eliab, de eerstgeborene, en zijn tweede Abinadab, en de derde Samma.
2 Samuel 3:2En David werden zonen geboren te Hebron. Zijn eerstgeborene nu was Amnon, van Ahinoam, de Jizreelietische;
1 Koningen 16:34In zijn dagen bouwde Hiel, de Betheliet, Jericho; op Abiram, zijn eerstgeborenen zoon, heeft hij haar gegrondvest, en op Segub, zijn jongsten [zoon], heeft hij haar poorten gesteld; naar het woord des HEEREN, dat Hij door den dienst van Jozua, den zoon van Nun, gesproken had.
2 Koningen 3:27Toen nam hij zijn eerstgeboren zoon, die in zijn plaats koning zou worden, en offerde hem ten brandoffer op den muur. Daaruit werd een zeer grote toorn in Israel; daarom trokken zij van hem af, en keerden weder in [hun] land.
1 Kronieken 1:13Kanaan nu gewon Sidon, zijn eerstgeborene, en Heth,
1 Kronieken 1:29Dit zijn hun geboorten: de eerstgeborene van Ismael was Nebajoth, en Kedar, en Adbeel, en Mibsam,
1 Kronieken 2:3De kinderen van Juda zijn: Er, en Onan, en Sela; drie zijn er hem geboren van de dochter van Sua, de Kanaanietische; en Er, de eerstgeborene van Juda, was kwaad in de ogen des HEEREN; daarom doodde Hij hem.
1 Kronieken 2:13En Isai gewon Eliab, zijn eerstgeborene, en Abinadab, den tweede, en Simea, den derde,
1 Kronieken 2:25De kinderen van Jerahmeel nu, den eerstgeborene van Hezron, waren [deze]: de eerstgeborene was Ram, daartoe Buna, en Oren, en Ozem [en] Ahia.
1 Kronieken 2:27En de kinderen van Ram, den eerstgeborene van Jerahmeel waren Maaz, en Jamin, en Eker.
1 Kronieken 2:42De kinderen van Kaleb nu, den broeder van Jerahmeel, zijn Mesa, zijn eerstgeborene (die is de vader van Zif), en de kinderen van Maresa, den vader van Hebron.
1 Kronieken 2:50Dit waren de kinderen van Kaleb, den zoon van Hur, den eerstgeborene van Efratha: Sobal, de vader van Kirjath-jearim;
1 Kronieken 3:1Dezen nu waren de kinderen van David, die hem te Hebron geboren zijn: de eerstgeborene Amnon, van Ahinoam, de Jizreelietische; de tweede Daniel, van Abigail, de Karmelietische;
1 Kronieken 3:15De zonen van Josia nu waren [dezen]: de eerstgeborene Johanan, de tweede Jojakim, de derde Zedekia, de vierde Sallum.
1 Kronieken 4:4En Pnuel was de vader van Gedor, en Ezer de vader van Husah. Dit zijn de kinderen van Hur, den eerstgeborene van Efratha, den vader van Bethlehem.
1 Kronieken 5:1De kinderen van Ruben nu, den eerstgeborene van Israel; (want hij was de eerstgeborene; maar dewijl hij zijns vaders bed ontheiligd had, werd zijn eerstgeboorte gegeven aan de kinderen van Jozef, den zoon van Israel; doch niet [alzo], dat hij zich in het geslachtsregister naar de eerstgeboorte rekenen mocht;
1 Kronieken 5:3De kinderen van Ruben, den eerstgeborene van Israel, zijn Hanoch en Pallu, Hezron en Charmi.
1 Kronieken 6:28De zonen van Samuel nu waren [dezen]: zijn eerstgeborene was Vasni, daarna Abia.
1 Kronieken 8:1Benjamin nu gewon Bela, zijn eerstgeborene, Asbel, den tweede, en Ahrah, den derde,

KlussenKlussen