Rechter, Rechtszaak

Bijbelteksten

Psalm 140:13Ik weet, dat de HEERE de rechtzaak des ellendigen, [en] het recht der nooddruftigen zal uitvoeren.
Spreuken 18:17Die de eerste is in zijn twistzaak, [schijnt] rechtvaardig te zijn; maar zijn naaste komt, en hij onderzoekt hem.
Spreuken 24:23Deze [spreuken] zijn ook van de wijzen. Het aangezicht in het gericht te kennen, is niet goed.
Spreuken 29:7De rechtvaardige neemt kennis van de rechtzaak der armen; [maar] de goddeloze begrijpt de wetenschap niet.
Spreuken 31:5Opdat hij niet drinke, en het gezette vergete, en de rechtzaak van alle verdrukten verandere.
Spreuken 31:8Open uw mond voor den stomme, voor de rechtzaak van allen, die omkomen zouden.
Jesaja 3:2Den held en den krijgsman, den rechter en den profeet, en den waarzegger, en den oude;
Jesaja 50:8Hij is nabij, Die Mij rechtvaardigt, wie zal met Mij twisten? Laat ons te zamen staan; wie heeft een rechtzaak tegen Mij? hij kome herwaarts tot Mij.
Jeremia 5:28Zij zijn vet, zij zijn glad, zelfs de daden der bozen gaan zij te boven; de rechtzaak richten zij niet, [zelfs] de rechtzaak des wezen, nochtans zijn zij voorspoedig; ook oordelen zij het recht der nooddruftigen niet.
Jeremia 22:16Hij heeft de rechtzaak des ellendigen en nooddruftigen gericht, toen ging het [hem] wel; is dat niet Mij te kennen? spreekt de HEERE.
Klaagliederen 3:59[Resch.] Heere! Gij hebt gezien de verkeerdheid, die men mij aangedaan heeft, oordeel mijn rechtzaak.
Amos 2:3En Ik zal den rechter uit het midden van haar uitroeien; en al haar vorsten zal Ik met hem doden, zegt de HEERE.
Amos 5:10Zij haten in de poort dengene, die bestraft, en hebben een gruwel van dien, die oprechtelijk spreekt.
Micha 4:14Nu, rot u met benden, gij dochter der bende, hij zal een belegering tegen ons stellen; zij zullen den rechter Israels met de roede op het kinnebakken slaan.
Micha 7:3Om [met] beide handen wel dapper kwaad te doen, zo eist de vorst, en de rechter [oordeelt] om vergelding; en de grote spreekt de verderving zijner ziel, en zij draaien ze dicht ineen.
Mattheus 5:25Weest haastelijk welgezind [jegens] uw wederpartij, terwijl gij nog met hem op den weg zijt; opdat de wederpartij niet misschien u den rechter overlevere, en de rechter u den dienaar overlevere, en gij in de gevangenis geworpen wordt.
Mattheus 5:40En zo iemand met u rechten wil, en uw rok nemen, laat hem ook den mantel;
Lukas 12:58Want als gij heengaat met uw wederpartij voor de overheid, zo doet naarstigheid op den weg, om van hem verlost te worden; opdat hij misschien u niet voor den rechter trekke, en de rechter u den gerechtsdienaar overlevere, en de gerechtsdienaar u in de gevangenis werpe.
Lukas 18:2Zeggende: Er was een zeker rechter in een stad, die God niet vreesde, en geen mens ontzag.
Lukas 18:5Nochtans, omdat deze weduwe mij moeilijk valt, zo zal ik haar recht doen, opdat zij niet eindelijk kome, en mij het hoofd breke.