Genesis 24:47 | Toen vraagde ik haar, en zeide: Wiens dochter zijt gij? En zij zeide: De dochter van Bethuel, den zoon van Nahor, welken Milka hem gebaard heeft. Zo legde ik het voorhoofdsiersel op haar aangezicht, en de armringen aan haar handen; |
Jesaja 3:19 | De reukdoosjes, en de kleine ketentjes, en de glinsterende kledingen, |
Jesaja 3:20 | De hoofdkroning, en de armversierselen, en de bindselen, en de reukballetjes, en de oorringen, |
Ezechiel 16:11 | Ook versierde Ik u met sieraad, en deed armringen aan uw handen, en een keten aan uw hals. |