1 Samuel 14:49 | De zonen van Saul nu waren: Jonathan, en Isvi, en Malchi-sua; en de namen zijner twee dochteren waren [deze]: de naam der eerstgeborenen was Merab, en de naam der kleinste Michal. |
1 Samuel 18:17 | Derhalve zeide Saul tot David: Zie, mijn grootste dochter Merab zal ik u tot een vrouw geven; alleenlijk, wees mij een dapper zoon, en voer den krijg des HEEREN. Want Saul zeide: Dat mijn hand niet tegen hem zij, maar dat de hand der Filistijnen tegen hem zij. |
1 Samuel 18:19 | Het geschiedde nu ten tijde als men Merab, de dochter van Saul, aan David geven zou, zo is zij aan Adriel, den Meholathiet, ter vrouw gegeven. |
2 Samuel 21:8 | Maar de koning nam de twee zonen van Rizpa, dochter van Aja, die zij Saul gebaard had, Armoni en Mefiboseth; daartoe de vijf zonen van Michals [zuster], Sauls dochter, die zij Adriel, den zoon van Barzillai, den Meholathiet, gebaard had; |