Psalm 68:10 | Gij hebt zeer milden regen doen druipen, o God! en Gij hebt Uw erfenis gesterkt, als zij mat was geworden. |
Psalm 72:6 | Hij zal nederdalen als een regen op het nagras, als de druppelen, die de aarde bevochtigen. |
Psalm 84:7 | Als zij door het dal der moerbezienbomen doorgaan, stellen zij Hem tot een fontein; ook zal de regen hen gans rijkelijk overdekken. |
Psalm 105:32 | Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. |
Psalm 135:7 | Hij doet dampen opklimmen van het einde der aarde; Hij maakt de bliksemen met den regen; Hij brengt den wind uit Zijn schatkameren voort. |
Psalm 147:8 | Die de hemelen met wolken bedekt, Die voor de aarde regen bereidt; Die het gras [op] de bergen doet uitspruiten; |
Spreuken 11:25 | De zegenende ziel zal vet gemaakt worden; en die bevochtigt, zal ook zelf een vroege regen worden. |
Spreuken 16:15 | In het licht van des konings aangezicht is leven; en zijn welgevallen is als een wolk des spaden regens. |
Spreuken 25:14 | Een man, die zichzelven beroemt over een valse gift, is [als] wolken en wind, waar geen regen bij is. |
Spreuken 25:23 | De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. |
Spreuken 26:1 | Gelijk de sneeuw in den zomer, en gelijk de regen in den oogst, alzo past den zot de eer niet. |
Spreuken 27:15 | Een gedurige druiping ten dage des slagregens en een kijfachtige huisvrouw zijn even gelijk. |
Spreuken 28:3 | Een arm man, die de geringen verdrukt, is een wegvagende regen, zodat er geen brood zij. |
Prediker 11:3 | Als de wolken vol geworden zijn, zo storten zij plasregen uit op de aarde; en als de boom naar het zuiden, of als hij naar het noorden valt, in de plaats, waar de boom valt, daar zal hij wezen. |
Prediker 12:2 | Eer dan de zon, en het licht, en de maan, en de sterren verduisterd worden, en de wolken wederkomen na den regen. |
Hooglied 2:11 | Want zie, de winter is voorbij, de plasregen is over, hij is overgegaan; |
Jesaja 4:6 | En daar zal een hut zijn tot een schaduw des daags tegen de hitte, en tot een toevlucht, en tot een verberging tegen den vloed en tegen den regen. |
Jesaja 5:6 | En Ik zal hem [tot] woestheid maken; hij zal niet besnoeid, noch omgehakt worden, maar distelen en doornen zullen [daarin] opgaan; en Ik zal den wolken gebieden, dat zij geen regen daarop regenen. |
Jesaja 18:4 | Want alzo heeft de HEERE tot mij gezegd: Ik zal stil zijn, en zien in Mijn woning, als de glinsterende hitte op den regen, als een wolk des dauws in de hitte des oogstes; |
Jesaja 30:23 | Dan zal Hij uw zaad, waarmede gij het land bezaaid hebt, regen geven, en brood van des lands inkomen, en hetzelve zal vet en smoutig zijn; uw vee zal te dien dage [in] een wijde landouwe weiden. |