Ezechiel 20:36 | Gelijk als Ik gerecht heb met uw vaderen in de woestijn van Egypteland, alzo zal Ik met u rechten, spreekt de Heere HEERE. |
Ezechiel 23:3 | Dezen hoereerden in Egypte; in haar jeugd hoereerden zij; daar werden haar borsten gedrukt, en daar werden de tepelen haars maagdoms betast. |
Ezechiel 23:8 | Zij verliet ook haar hoererijen niet, [gebracht] uit Egypte; want zij hadden bij haar in haar jeugd gelegen, en zij hadden de tepelen haars maagdoms betast, en zij hadden hun hoererij over haar uitgestort. |
Ezechiel 23:19 | Doch zij vermenigvuldigde haar hoererijen, gedenkende aan de dagen van haar jeugd, als zij gehoereerd had in het land van Egypte. |
Ezechiel 23:21 | Alzo hebt gij weder opgehaald de schandelijke daad uwer jeugd, als die van Egypte uw tepelen betastten, vanwege de borsten uwer jeugd. |
Ezechiel 23:27 | Zo zal Ik uw schandelijkheid van u doen ophouden, mitsgaders uw hoererij, [gebracht] uit Egypteland; en gij zult uw ogen naar hen niet opheffen, en aan Egypte niet meer gedenken. |
Ezechiel 23:27 | Zo zal Ik uw schandelijkheid van u doen ophouden, mitsgaders uw hoererij, [gebracht] uit Egypteland; en gij zult uw ogen naar hen niet opheffen, en aan Egypte niet meer gedenken. |
Ezechiel 27:7 | Fijn linnen met stiksel uit Egypte was uw uitbreidsel, dat het u tot een zeil ware; hemelsblauw en purper, uit de eilanden van Elisa, was uw deksel. |
Ezechiel 29:2 | Mensenkind! zet uw aangezicht tegen Farao, den koning van Egypte, en profeteer tegen hem, en tegen het ganse Egypte. |
Ezechiel 29:3 | Spreek en zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik [wil] aan u, o Farao, koning van Egypte! dien groten zeedraak, die in het midden zijner rivieren ligt; die daar zegt: Mijn rivier is de mijne, en ik heb [die] voor mij gemaakt. |
Ezechiel 29:6 | En al de inwoners van Egypte zullen weten, dat Ik de HEERE ben, omdat zij den huize Israëls een rietstaf geweest zijn. |
Ezechiel 29:9 | En Egypteland zal worden tot een wildernis en woestheid, en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben; omdat hij zegt: De rivier is mijn, en ik heb [die] gemaakt. |
Ezechiel 29:10 | Daarom, zie, Ik [wil] aan u en aan uw rivier; en Ik zal Egypteland stellen tot woeste wilde eenzaamheden, van den toren van Syene af, tot aan de landpale van Morenland. |
Ezechiel 29:12 | Want Ik zal Egypteland stellen [tot] een verwoesting in het midden der verwoeste landen, en zijn steden zullen een woestheid zijn in het midden der verwoeste steden, veertig jaren; en Ik zal de Egyptenaars verstrooien onder de heidenen, en zal hen verspreiden in de landen. |
Ezechiel 29:19 | Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal Nebukadrezar, den koning van Babel, Egypteland geven; en hij zal deszelfs buit buiten, en deszelfs roof roven, en het zal het loon zijn voor zijn heir. |
Ezechiel 29:20 | [Tot] zijn arbeidsloon, omdat hij tegen haar gediend heeft, heb Ik hem Egypteland gegeven, omdat zij voor Mij gewrocht hebben, spreekt de Heere HEERE. |
Ezechiel 30:4 | En het zwaard zal komen in Egypte, en er zal grote smart zijn in Morenland, als de verslagenen zullen vallen in Egypte; want zij zullen derzelver menigte wegnemen, en haar fondamenten zullen verbroken worden. |
Ezechiel 30:6 | Zo zegt de HEERE: Ja, zij zullen vallen, die Egypte ondersteunen, en de hovaardij harer sterkte zal nederdalen; van den toren van Syene af zullen zij daarin door het zwaard vallen, spreekt de Heere HEERE. |
Ezechiel 30:8 | En zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik een vuur in Egypte zal hebben gelegd, en al haar helpers zullen verbroken worden. |
Ezechiel 30:9 | Te dien dage zullen er boden van voor Mijn aangezicht in schepen uitvaren, om het zorgeloze Morenland te verschrikken; en er zal grote smart bij hen zijn, als in den dag van Egypte; want ziet, het komt aan! |