Hadad

Bijbelteksten

1 Koningen 11:14Zo verwekte de HEERE Salomo een tegenpartijder, Hadad, den Edomiet; hij was van des konings zaad in Edom.
1 Koningen 11:17Doch Hadad was ontvloden, hij en [enige] Edomietische mannen uit zijns vaders knechten met hem, om in Egypte te komen; Hadad nu was een klein jongsken.
1 Koningen 11:19En Hadad vond grote genade in de ogen van Farao, zodat hij hem tot een vrouw gaf de zuster zijner huisvrouw, de zuster van Tachpenes, de koningin.
1 Koningen 11:21Toen nu Hadad in Egypte hoorde, dat David met zijn vaderen ontslapen, en dat Joab, de krijgsoverste, dood was, zeide Hadad tot Farao: Laat mij gaan, dat ik in mijn land trekke.
1 Koningen 11:23Ook verwekte God hem een wederpartijder, Rezon, den zoon van Eljada, die gevloden was van zijn heer Hadad-ezer, den koning van Zoba,
1 Koningen 11:25En hij was Israels tegenpartijder al de dagen van Salomo, en dat benevens het kwaad, dat Hadad [deed]; want hij had een afkeer van Israel, en hij regeerde over Syrie.

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel