Richteren 14:18

SVToen zeiden de mannen der stad tot hem, op den zevenden dag, eer de zon onderging: Wat is zoeter dan honig? en wat is sterker dan een leeuw? En hij zeide tot hen: Zo gij met mijn kalf niet hadt geploegd, gij zoudt mijn raadsel niet hebben uitgevonden.
WLCוַיֹּ֣אמְרוּ לֹו֩ אַנְשֵׁ֨י הָעִ֜יר בַּיֹּ֣ום הַשְּׁבִיעִ֗י בְּטֶ֙רֶם֙ יָבֹ֣א הַחַ֔רְסָה מַה־מָּתֹ֣וק מִדְּבַ֔שׁ וּמֶ֥ה עַ֖ז מֵאֲרִ֑י וַיֹּ֣אמֶר לָהֶ֔ם לוּלֵא֙ חֲרַשְׁתֶּ֣ם בְּעֶגְלָתִ֔י לֹ֥א מְצָאתֶ֖ם חִידָתִֽי׃
Trans.wayyō’mərû lwō ’anəšê hā‘îr bayywōm haššəḇî‘î bəṭerem yāḇō’ haḥarəsâ mah-mmāṯwōq midəḇaš ûmeh ‘az mē’ărî wayyō’mer lâem lûlē’ ḥărašətem bə‘eḡəlāṯî lō’ məṣā’ṯem ḥîḏāṯî:

Algemeen

Zie ook: Honing, Leeuw, Raadsels, Zon (ondergang)

Aantekeningen

Toen zeiden de mannen der stad tot hem, op den zevenden dag, eer de zon onderging: Wat is zoeter dan honig? en wat is sterker dan een leeuw? En hij zeide tot hen: Zo gij met mijn kalf niet hadt geploegd, gij zoudt mijn raadsel niet hebben uitgevonden.


Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
    Zie hier over het gebruik van de interlineair.

וַ

-

יֹּ֣אמְרוּ

Toen zeiden

ל

-

וֹ֩

-

אַנְשֵׁ֨י

-

הָ

-

עִ֜יר

der stad

בַּ

-

יּ֣וֹם

dag

הַ

-

שְּׁבִיעִ֗י

tot hem, op den zevenden

בְּ

-

טֶ֙רֶם֙

eer

יָבֹ֣א

onderging

הַ

-

חַ֔רְסָה

de zon

מַה־

Wat

מָּת֣וֹק

is zoeter

מִ

-

דְּבַ֔שׁ

honig

וּ

-

מֶ֥ה

en wat

עַ֖ז

is sterker

מֵ

-

אֲרִ֑י

een leeuw

וַ

-

יֹּ֣אמֶר

En hij zeide

לָ

-

הֶ֔ם

-

לוּלֵא֙

tot hen: Zo

חֲרַשְׁתֶּ֣ם

niet hadt geploegd

בְּ

-

עֶגְלָתִ֔י

gij met mijn kalf

לֹ֥א

niet

מְצָאתֶ֖ם

hebben uitgevonden

חִידָתִֽי

gij zoudt mijn raadsel


Toen zeiden de mannen der stad tot hem, op den zevenden dag, eer de zon onderging: Wat is zoeter dan honig? en wat is sterker dan een leeuw? En hij zeide tot hen: Zo gij met mijn kalf niet hadt geploegd, gij zoudt mijn raadsel niet hebben uitgevonden.

____

Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!