Markus 2:3 | En er kwamen [sommigen] tot Hem, brengende een geraakte, die van vier gedragen werd. |
Markus 2:9 | Wat is lichter, te zeggen tot den geraakte: De zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op, en neem uw beddeken op, en wandel? |
Markus 2:11 | Ik zeg u: Sta op, en neem uw beddeken op, en ga heen naar uw huis. |
Markus 2:12 | En terstond stond hij op, en het beddeken opgenomen hebbende, ging hij uit in aller tegenwoordigheid; zodat zij zich allen ontzetten en verheerlijkten God, zeggende: Wij hebben nooit zulks gezien! |
Markus 2:21 | En niemand naait een lap ongevold laken op een oud kleed; anders scheurt deszelfs nieuwe aangenaaide lap [iets] af van het oude [kleed], en er wordt een ergere scheur. |
Markus 4:15 | En dezen zijn, die bij den weg [bezaaid worden], waarin het Woord gezaaid wordt; en als zij het gehoord hebben, zo komt de satan terstond, en neemt het Woord weg, hetwelk in hun harten gezaaid was. |
Markus 4:25 | Want zo wie heeft, dien zal gegeven worden; en wie niet heeft, van dien zal genomen worden, ook dat hij heeft. |
Markus 6:8 | En Hij gebood hun, dat zij niets zouden nemen tot den weg, dan alleenlijk een staf, geen male, geen brood, geen geld in den gordel; |
Markus 6:29 | En als zijn discipelen [dit] hoorden, gingen zij en namen zijn dood lichaam weg, en legden dat in een graf. |
Markus 6:43 | En zij namen op twaalf volle korven brokken, en van de vissen. |
Markus 8:8 | En zij hebben gegeten, en zijn verzadigd geworden, en zij namen het overschot der brokken op, zeven manden. |
Markus 8:19 | En gedenkt gij niet, toen Ik de vijf broden brak onder de vijf duizend mannen, hoeveel volle korven met brokken gij opnaamt? Zij zeiden Hem: Twaalf. |
Markus 8:20 | En toen Ik de zeven [brak] onder de vier duizend mannen, hoeveel volle manden met brokken gij opnaamt? En zij zeiden: Zeven. |
Markus 8:34 | En tot Zich geroepen hebbende de schare met Zijn discipelen, zeide Hij tot hen: Zo wie achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op, en volge Mij. |
Markus 10:21 | En Jezus, hem aanziende, beminde hem, en zeide tot hem: Een ding ontbreekt u; ga heen, verkoop alles, wat gij hebt, en geef het den armen, en gij zult een schat hebben in den hemel; en kom herwaarts, neem het kruis op, en volg Mij. |
Markus 11:23 | Want voorwaar zeg Ik u, dat, zo wie tot dezen berg zal zeggen: Word opgeheven en in de zee geworpen; en niet zal twijfelen in zijn hart, maar zal geloven hetgeen hij zegt, geschieden zal, het zal hem geworden, zo wat hij zegt. |
Markus 13:15 | En die op het dak is, kome niet af in het huis, en ga niet in, om iets uit zijn huis weg te nemen. |
Markus 13:16 | En die op den akker is, kere niet weder terug, om zijn kleed te nemen. |
Markus 15:21 | En zij dwongen een Simon van Cyrene, die [daar] voorbijging, komende van den akker, den vader van Alexander en Rufus, dat hij Zijn kruis droeg. |
Markus 15:24 | En als zij Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij Zijn klederen, werpende het lot over dezelve, wat een iegelijk wegnemen zou. |