Markus 6:45 | En terstond dwong Hij Zijn discipelen in het schip te gaan, en voor henen te varen aan de andere zijde tegen [over] Bethsaida, terwijl Hij de schare van Zich zou laten. |
Markus 8:3 | En indien Ik hen nuchteren naar hun huis laat gaan, zo zullen zij op den weg bezwijken; want sommigen van hen komen van verre. |
Markus 8:9 | Die nu gegeten hadden, waren omtrent vier duizend; en Hij liet hen gaan. |
Markus 10:2 | En de Farizeen, tot Hem komende, vraagden Hem, of het een man geoorloofd is, [zijn] vrouw te verlaten, Hem verzoekende. |
Markus 10:4 | En zij zeiden: Mozes heeft toegelaten een scheidbrief te schrijven, en [haar] te verlaten. |
Markus 10:11 | En Hij zeide tot hen: Zo wie zijn vrouw verlaat, en een andere trouwt, die doet overspel tegen haar. |
Markus 10:12 | En indien een vrouw haar man zal verlaten, en met een anderen trouwen, die doet overspel. |
Markus 15:6 | En op het feest liet hij hun een gevangene los, wien zij ook begeerden. |
Markus 15:9 | En Pilatus antwoordde hun, zeggende: Wilt gij, dat ik u den Koning der Joden loslate? |
Markus 15:11 | Maar de overpriesters bewogen de schare, dat hij hun liever Bar-abbas zou loslaten. |
Markus 15:15 | Pilatus nu, willende der schare genoeg doen, heeft hun Bar-abbas losgelaten, en gaf Jezus over, als hij [Hem] gegeseld had, om gekruist te worden. |
Lukas 2:29 | Nu laat Gij, Heere! Uw dienstknecht gaan in vrede naar Uw woord; |
Lukas 6:37 | En oordeelt niet, en gij zult niet geoordeeld worden; verdoemt niet, en gij zult niet verdoemd worden; laat los, en gij zult losgelaten worden. |
Lukas 8:38 | En de man, van welken de duivelen uitgevaren waren, bad Hem, dat hij mocht bij Hem zijn. Maar Jezus liet hem van Zich gaan, zeggende: |
Lukas 9:12 | En de dag begon te dalen; en de twaalven, tot Hem komende, zeiden tot Hem: Laat de schare van U, opdat zij, heengaande in de omliggende vlekken en in de dorpen, herberg nemen mogen, en spijze vinden; want wij zijn hier in een woeste plaats. |
Lukas 9:56 | Want de Zoon des mensen is niet gekomen om der mensen zielen te verderven, maar om te behouden. En zij gingen naar een ander vlek. |
Lukas 13:12 | En Jezus, haar ziende, riep haar tot Zich, en zeide tot haar: Vrouw, gij zijt verlost van uw krankheid. |
Lukas 14:4 | Maar zij zwegen stil. En Hij nam [hem], en genas hem, en liet [hem] gaan. |
Lukas 16:18 | Een iegelijk, die zijn vrouw verlaat, en een andere trouwt, die doet overspel; en een iegelijk, die de verlatene van den man trouwt, die doet [ook] overspel. |
Lukas 22:68 | En indien Ik ook vraag, gij zult Mij niet antwoorden, of loslaten; |