G630 ἀπολύω
vrijheid geven (de)

Bijbelteksten

Markus 6:45En terstond dwong Hij Zijn discipelen in het schip te gaan, en voor henen te varen aan de andere zijde tegen [over] Bethsaida, terwijl Hij de schare van Zich zou laten.
Markus 8:3En indien Ik hen nuchteren naar hun huis laat gaan, zo zullen zij op den weg bezwijken; want sommigen van hen komen van verre.
Markus 8:9Die nu gegeten hadden, waren omtrent vier duizend; en Hij liet hen gaan.
Markus 10:2En de Farizeen, tot Hem komende, vraagden Hem, of het een man geoorloofd is, [zijn] vrouw te verlaten, Hem verzoekende.
Markus 10:4En zij zeiden: Mozes heeft toegelaten een scheidbrief te schrijven, en [haar] te verlaten.
Markus 10:11En Hij zeide tot hen: Zo wie zijn vrouw verlaat, en een andere trouwt, die doet overspel tegen haar.
Markus 10:12En indien een vrouw haar man zal verlaten, en met een anderen trouwen, die doet overspel.
Markus 15:6En op het feest liet hij hun een gevangene los, wien zij ook begeerden.
Markus 15:9En Pilatus antwoordde hun, zeggende: Wilt gij, dat ik u den Koning der Joden loslate?
Markus 15:11Maar de overpriesters bewogen de schare, dat hij hun liever Bar-abbas zou loslaten.
Markus 15:15Pilatus nu, willende der schare genoeg doen, heeft hun Bar-abbas losgelaten, en gaf Jezus over, als hij [Hem] gegeseld had, om gekruist te worden.
Lukas 2:29Nu laat Gij, Heere! Uw dienstknecht gaan in vrede naar Uw woord;
Lukas 6:37En oordeelt niet, en gij zult niet geoordeeld worden; verdoemt niet, en gij zult niet verdoemd worden; laat los, en gij zult losgelaten worden.
Lukas 8:38En de man, van welken de duivelen uitgevaren waren, bad Hem, dat hij mocht bij Hem zijn. Maar Jezus liet hem van Zich gaan, zeggende:
Lukas 9:12En de dag begon te dalen; en de twaalven, tot Hem komende, zeiden tot Hem: Laat de schare van U, opdat zij, heengaande in de omliggende vlekken en in de dorpen, herberg nemen mogen, en spijze vinden; want wij zijn hier in een woeste plaats.
Lukas 9:56Want de Zoon des mensen is niet gekomen om der mensen zielen te verderven, maar om te behouden. En zij gingen naar een ander vlek.
Lukas 13:12En Jezus, haar ziende, riep haar tot Zich, en zeide tot haar: Vrouw, gij zijt verlost van uw krankheid.
Lukas 14:4Maar zij zwegen stil. En Hij nam [hem], en genas hem, en liet [hem] gaan.
Lukas 16:18Een iegelijk, die zijn vrouw verlaat, en een andere trouwt, die doet overspel; en een iegelijk, die de verlatene van den man trouwt, die doet [ook] overspel.
Lukas 22:68En indien Ik ook vraag, gij zult Mij niet antwoorden, of loslaten;

Mede mogelijk dankzij

Hadderech