2 Timotheus 4:21 | Benaarstig u, om voor den winter te komen. U groet Eubulus, en Pudens, en Linus, en Klaudia, en al de broeders. |
Titus 3:15 | Die met mij zijn, groeten u allen. Groet ze, die ons liefhebben in het geloof. De genade zij met u allen. Amen. |
Filemon 1:23 | U groeten Epafras, mijn medegevangene in Christus Jezus, |
Hebreeen 11:13 | Deze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende, maar hebben dezelve van verre gezien, en geloofd, en omhelsd, en hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren. |
Hebreeen 13:24 | Groet al uw voorgangeren, en al de heiligen. U groeten die van Italie zijn. |
1 Petrus 5:13 | U groet de medeuitverkorene [Gemeente], die in Babylon is, en Markus, mijn zoon. |
1 Petrus 5:14 | Groet elkander met een kus der liefde. Vrede zij u allen, die in Christus Jezus zijt. Amen. |
2 Johannes 1:13 | U groeten de kinderen van uw zuster, de uitverkorene. Amen. |
3 Johannes 1:14 | Maar ik hoop u haast te zien, en wij zullen mond tot mond spreken. |