G851 ἀφαιρέω
wegnemen, verwijderen, afsnijden

Bijbelteksten

Mattheus 26:51En ziet, een van degenen, die met Jezus waren, de hand uitstekende, trok zijn zwaard uit, en slaande den dienstknecht des hogepriesters, hieuw zijn oor af.
Markus 14:47En een dergenen, die daarbij stonden, het zwaard trekkende, sloeg den dienstknecht des hogepriesters, en hieuw hem zijn oor af.
Lukas 1:25Alzo heeft mij de Heere gedaan, in de dagen, in welke Hij [mij] aangezien heeft, om mijn versmaadheid onder de mensen weg te nemen.
Lukas 10:42Maar een ding is nodig; doch Maria heeft het goede deel uitgekozen, hetwelk van haar niet zal weggenomen worden.
Lukas 16:3En de rentmeester zeide bij zichzelven: Wat zal ik doen, dewijl mijn heer dit rentmeesterschap van mijn neemt? Graven kan ik niet; te bedelen schaam ik mij.
Lukas 22:50En een uit hen sloeg den dienstknecht des hogepriesters, en hieuw [hem] zijn rechteroor af.
Romeinen 11:27En dit is hun een verbond van Mij, als Ik hun zonden zal wegnemen.
Hebreeen 10:4Want het is onmogelijk, dat het bloed van stieren en bokken de zonden wegneme.
Openbaring 22:19En indien iemand afdoet van de woorden des boeks dezer profetie, God zal zijn deel afdoen uit het boek des levens, en uit de heilige stad, en [uit] hetgeen in dit boek geschreven is.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech